Een near miss (11): oversteek over de Ahr

Al voor de elfde keer heb ik in de rubriek A Near Miss (een ‘bijna ongeluk’) een verhaal voor u wat voor een klein jongetje toch wel echt gevaarlijk was.
Dit keer is dit relaas in die zin opportuun, dat het zich afspeelde bij het Duitse dorpje Altenahr, dat recent, juli 2021, volledig werd overstroomd en deels instortte door het buiten de oevers treden van het riviertje de Ahr. Door langdurige, hevige regenval ontstond in korte tijd een kolkende rivier die alles verwoestte dat het op zijn weg tegenkwam: bruggen, huizen, bomen. Het gevolg waren verzakkingen, schade aan gebouwen, doden en gewonden. De ramp was niet te overzien.

In 1960 waren we met het gezin met vakantie in Duitsland. Met een caravan. Ik was zeven jaar oud. We stonden op een camping bij dit plaatsje Altenahr aan het ook toen snel, maar overzichtelijk stromende riviertje de Ahr. Zo’n dertig kilometer ten zuiden van Bonn, in de Eifel.
Iets hoger gelegen, tegen de bergen aan, staat een kleine kapel en daar zouden mijn vader, mijn oudere zus en ik  op zekere dag naar toe wandelen. 

Uitzicht

We gingen op pad. Eenmaal boven bij de kapel aangekomen, hadden we een prachtig uitzicht op de camping, op de rivier en we konden heel ver beneden in het dal onze caravan, de tent en mijn moeder zien. Ze was achter gebleven om op mijn jongere zusje te passen. We zwaaiden, schreeuwden en gilden de longen uit ons lijf, mijn zus en ik en uiteindelijk met succes. Onze moeder zag ons en zwaaide terug.
We begonnen aan de terugtocht, althans dat dacht ik. Ik had buiten mijn avontuurlijke vader gerekend, die eerst nog even de Ahr wilde oversteken.

Snel stromende rivier

Dat was niet zo’n goed idee. Er stond, als gezegd, een sterke stroming. Het ruisen zette zich vast in onze oren, we moesten schreeuwen om elkaar te verstaan. Door het water waden was beslist geen optie. Om naar de overkant te komen moesten we van rots naar rots springen. We stonden zodoende alle drie steeds op een andere steen, die allemaal te midden van het kolkende water stonden. De rotsblokken waren glad en glibberig, allemaal verschillend, groot en klein, met schuine en nog schuinere stukken, sommige ver uit elkaar. Iedere keer moest ik de juiste steen uitzoeken om naar toe te springen. Was hij haalbaar? Zou ik, eenmaal geland, ervan af glijden? Kortom een heel lastige onderneming voor een zevenjarig kereltje. Dit was behoorlijk onverantwoord, want als ik van de steen af zou glijden en in de rivier zou vallen, zou ik door de stroom meegesleurd worden. Ik begreep dat heel goed.

Tranen

Dus daar stond ik, met tranen in mijn ogen, turend naar de beste steen om naar toe te springen, achter mijn vader en zusje aan. Hij moedigde me aan, gaf adviezen, maar zou er iets mis gaan, hij zou mij niet kunnen redden. Ik zou door de stroming meegesleurd worden. Voor hem achter mij aangaan, was in deze stroming geen optie. Hij overzag dat misschien allemaal wel en zag misschien ook wel waar ik terecht zou komen, zou ik vallen, ik had daar natuurlijk zelf geen benul van. Ik was uitsluitend bezig op hoop van zegen, met kloppend hart, van steen naar steen te hoppen.

Het ging goed: na verloop van tijd waren we veilig aan de overkant. Pfff! We hadden het gehaald. Dat was spannend! Mijn vader complimenteerde mij en mijn zus. We rustten aan de oever wat uit. Nu zouden we naar huis gaan, naar de camping, naar mijn moeder en zusje. Het avontuur zat erop. Or so I thought…

Brandnetels 

Mijn vader keek om zich heen en zei:

“Je dacht toch niet dat de Duitsers hier voor ons een pad hadden aangelegd?” Ik keek om me heen en zag een eindeloze ‘zee’ aan brandnetels, zo hoog als ik zelf en hoger!
Daar zouden we doorheen moeten om naar de weg te komen. De moed zakte me in de schoenen, of beter in mijn sandalen. Maar er zat niks anders op dan er doorheen te gaan. Verschrikkelijk! De brandnetels waren net zo hoog als mijn zus en ik! Als we ze wegtrapten, bogen andere juist naar ons toe. Wat een kwelling. Enfin, we baanden ons er een weg doorheen en bereikten op enig moment uiteindelijk de geasfalteerde weg. 

The Longest Day

Opnieuw vervolgenden we onze tocht naar de camping, waar we inmiddels behoorlijk van verwijderd waren geraakt. Het was een lange wandeling en mijn vader suggereerde om in de pas te gaan lopen, een deun fluitend van een film die hij kende, ‘The Longest Day’, naar het boek van Cornelius Ryan. Hij vertelde dat de Geallieerden na D-Day tijdens hun lange opmars door Frankrijk, België en Nederland naar Duitsland deze deun floten. Zowel in de pas lopen, als de deun zingen of fluiten, vergemakkelijkt de lange tocht.
Zo kwamen we uiteindelijk weer veilig thuis.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *