Categorie archieven: Maatschappij

Prins Friso

Wat een treurig bericht: Prins Friso is overleden. Het lag voor de hand, toch komt het onverwachts. We leefden allemaal mee met het ski-ongeluk en de periode daarna, natuurlijk. Tegelijkertijd zijn we er ook niet zo mee bezig. Het leven van alledag slorpt ons op.
Het valt bij allerhande publieke optredens van de Koninklijke Familie en het Koninklijk Huis des te meer op, dat Prins Friso er niet bij is. Voor de inhuldiging op 30 april van dit jaar gold dat natuurlijk heel nadrukkelijk en bij uitstek.
Ook nu geldt, voor de Oranjes, de Koninklijke Familie, dat ze er altijd zijn, ook al zie je ze niet. Het feit dat ze er zijn, representeert de stabiliteit en continuïteit van ons land. Ieder in zijn of haar eigen hoedanigheden, zoals die van koning, koningin, prins of prinses. Dat is waar het Koningshuis, de monarchie, voor staat.
Dat vervolgens één van de leden hiervan een ongeluk overkomt en na anderhalf jaar overlijdt, is een schok voor alle Nederlanders. Bovendien voelt men mee met de echtgenote, de kinderen, de moeder en de broers. Dat is even belangrijk. Ik vind dat de Koninklijke Familie buitengewoon knap en met veel gevoel de combinatie tussen deze twee, soms tegenstrijdige, werelden – de staatsrechtelijke en de familiale – ook nu weer treffend hebben weten te leggen. Dat draagt bij, zo niet is de belangrijkste factor, dat het Koninklijk Huis ‘het zo goed doet’ en zich terecht in zo’n tomeloze populariteit mag verheugen. Het land vaart er wel bij!
Ook ik voel verdriet en zit met een brok in mijn keel tijdens deze treurige avond naar de televisie en de berichtgeving te kijken. Vanaf dit platform, mijn blog, ook van mijn kant, heel veel sterkte, kracht en troost toegewenst aan Mabel, de twee dochters, Prinses Beatrix, Koning Willem-Alexander, Prins Constantijn en alle andere directe familieleden. Mijn gedachten gaan naar hun uit.

Klokkenluider

Je leest de laatste tijd veel over Edward Snowden. Hij is een klokkenluider die bekend maakte dat Amerikaanse instanties, zoals de CIA en NSA ons burgers, wereldwijd, bekijken, volgen en talloze data verzamelen. Waar naar hun oordeel nodig.
Ook zou er gespioneerd worden. Deze instanties doen dat om op die manier terrorisme op te sporen. Ik las ergens dat men aan de ruwe data die men op deze manier bemachtigt, eigenlijk nog niet zo veel heeft. Het gaat veel meer om het in kaart brengen van netwerken. Als er vervolgens iets verdachts plaatsvindt, kan men onmiddellijk over het relevante netwerk beschikken.
Ik ben daar eigenlijk niet zo heel erg ontevreden over. Het is niet zo’n leuk idee dat je activiteiten op bijvoorbeeld Google, via je provider of anderszins op internet gevolgd worden, maar daar staat tegenover dat het mogelijk leidt tot het opsporen van slechteriken. Slechteriken die het niet goed met ons voor hebben. De wereld wordt er dus veiliger door. Wellicht. En zoals zo vaak in het leven: er is een kostprijs. Die kostprijs is een inperking van de privacy. Is dat erg? Ik heb niks te verbergen, ik denk dat ik niet erg interessant ben voor bijvoorbeeld de CIA, net als miljoenen andere burgers. Maar die ene slechterik, die moeten ze eruit halen. Ik hoop dat ze succesvol zijn.
De politici, aangewakkerd door de rellerigheid van journalisten, schreeuwen moord en brand. Neem NOS nieuwslezer, Rob Trip. Alleen al de wijze waarop hij het nieuws voorleest. Hij doet dat op zo’n manier, alsof alles waar hij het over heeft, potentieel een rel zou kunnen opleveren. Daar zitten we toch niet op de wachten?
 
Enfin, er volgen onderzoeken, in verlegenheid gebrachte gezagsdragers en instanties en hun methoden worden openlijk aan de kaak gesteld.
Even terzijde:
Wat Barack Obama zei vond ik wel mooi: de EU boos dat de VS spioneren? Look who is talking!
Het antwoord van de politici en de instanties die onder vuur liggen, zou heel eenvoudig kunnen zijn: wat wilt u? Een veiliger wereld met enige inperking van de privacy of een onveiliger, maar waar we ons exact aan de privacyregels houden. Minimum regels zullen er natuurlijk moeten zijn. Dat spreekt vanzelf. Waar nodig zelfs verankerd in de Grondwet. Maar het is als met een ambulance: als de nood aan de man is, laat iedereen hem door, hij mag zelfs door rood rijden. En iedereen gaat opzij. Er is immers een hoger doel: er moeten levens gered worden!
Dat geldt ook voor het opsporen van terroristen en andere slechterikken. 

Amerika en zijn politieke systeem: impasse

Onlangs was ik op bezoek in Washington DC. Ik heb alle bezienswaardigheden gezien, De White House, het Lincoln Memorial, het Vietnam Monument, Korea, noem maar op. Prachtige gebouwen in een prachtige stad. Werkelijk een prachtige stad.

 

Ook het Capitool kwam aan de beurt. Een enorm gebouw, een soort paleis, boven op een heuvel: Capitol Hill. Goed gepositioneerd, omdat je er als het ware letterlijk tegenop kijkt: tegen het bolwerk waar ‘democratie aan het werk’ is. Met overigens daar weer boven een symbool: Persephoné. Het enige symbool dat de Amerikaanse democratie boven zich duldt: het symbool van de vrijheid!
Niettemin had ik over het Capitool mixed feelings: we weten dat Amerika’s politiek volledig in het moeras zit. De twee partijen – Democraten en Republikeinen in het Congres, de wetgevende macht – zitten muurvast en houden elkaar én de president, de uitvoerende macht, in de houdgreep. Bijna geen enkele wet wordt aangenomen en als het al lukt wordt de wet in sommige staten vervolgens dermate uitgekleed, dat zodoende het oorspronkelijke doel weer teniet wordt gedaan.
De staten hebben die macht, want de staten zijn behoorlijk autonoom. Federale wetgeving, uit Washington dus, dient veelal in de staten door lokale wetgeving te worden geïmplementeerd.
Even terzijde. Wist je dat het Amerikaanse federale model is gebaseerd op de Unie van Utrecht van 1579, waarbij Willem van Oranje een vroege vorm van een federale unie smeedde. Later werd dat De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

 

De impasse in de VS komt voort uit het niet tijdig aanpassen van het democratisch systeem, het niet meegaan met de tijd: toen men begon, ruim tweehonderd jaar geleden en de communicatiemiddelen nog primitief waren, moest men ‘kiesmannen’ kiezen, die vanuit de lokale politiek naar Washington werden gestuurd, om daar een stem uit te brengen. Dat is begrijpelijk omdat men met paard en wagen reisde.

 

Bovendien ontwierp men destijds een systeem met een combinatie van evenredige vertegenwoordiging en een districtenstelsel. Daardoor ontstond een situatie waarbij last en ruggespraak en lokale invloeden de overhand kregen. Net als in de eerder genoemde Republiek der Verenigde Nederlanden.

 

Er werd namelijk een methode gevonden waarbij de autonome staten, groot en klein, op een rechtvaardige manier in Washington werden vertegenwoordigd. Dit werd ingevuld door in het House of Representatives de counties en de districten zodanig vertegenwoordigers te laten kiezen, dat daarmee de grootte van de staat werd gereflecteerd, op basis van inwoneraantallen. In de Senate kreeg iedere staat echter evenveel vertegenwoordigers, namelijk twee.

 

Dat alles is begrijpelijk in de situatie van tweehonderd jaar geleden. Maar vervolgens heeft men het zo gelaten. Men was niet in staat dat te veranderen, het aan te passen aan de veranderende eisen van de moderne tijd.

 

Dus als een wet in het Congres al wordt aangenomen en gegeven dat hij dan geheel door de tegenstanders is uitgekleed, is er veel aan lokale toezeggingen weggegeven. De kostprijs voor een aangenomen wet is dus hoog.

Het dubbele gevoel zit hem dus in het feit dat dit land, met zo’n prachtige democratische geschiedenis, dat zoveel grootse mensen heeft voorgebracht, niet (meer) in staat is zijn verantwoordelijkheid te nemen en stappen tot hervorming te zetten. Zo jammer en ook zo gevaarlijk, omdat het door zijn kracht en invloed enorme effecten sorteert voor andere landen en werelddelen.

De pont over het IJ

Als wij naar Amsterdam gaan, parkeren we de auto gratis in Amsterdam Noord. Met de veerpont gaan we vervolgens over het IJ naar het centrum.

 
Wat opvalt is dat de veerpont in een tomeloze behoefte voorziet. Overdag zijn ze behoorlijk vol met mensen, terwijl de ponten toch om de zes minuten gaan. Althans die van en naar Buikersloot. De andere veerboten gaan iets verder weg en varen daarom wat minder frequent, maar nog steeds heel vaak. Van en naar het IJ-Plein, elk kwartier, van en naar de voormalige NSDM werf, elk half uur.
 
 
Gezien deze onverzadigbare behoefte – het overzetten gaat immers 24/7 door, zou je verwachten dat er aan de Noord-zijde van het IJ, ook behoefte is aan parkeergelegenheid. Die behoefte is er, inderdaad, maar de parkeergelegenheid is er niet. Ja, maximaal twee uur kun je er met je auto terecht. Er is vanaf de veerpont een als maar groeiend ‘blauwe zone’ gebied, dus langer dan twee uur mag je er niet staan. Ook voor het nabijgelegen gloednieuwe filmmuseum “Eye’ is slechts beperkt – betaalde – parkeergelegenheid beschikbaar.
En dat probeer je nou juist te vermijden! De wijk bij de pont is dus min of meer autovrij en mensen die voor langere tijd naar Amsterdam komen, zoals wij, moeten dus buiten de blauwe zone zien te parkeren. Dat doen wij dan ook maar. Wij zetten de auto doorgaans ruim een kwartier lopen van de pont. Daarom doe ik dat ook vaak op de fiets. Ik laad eerst in de stad de spullen uit, ik laad daarna de fiets in en rijd naar een afgelegen plek in Noord, net buiten de blauwe zone. Daar parkeer ik de auto. Vervolgens fiets ik weer terug, gebruik makend van de pont. Dat kost alles bij elkaar een half uurtje.
Maar hoe doen al die andere mensen dat? De binnenstad is waanzinnig duur: 
5 per uur – het hoogste tarief ter wereld – dat ga je niet zo maar betalen, voor langere tijd.
Waarom is er niet een gigantische parkeergarage, waar je bijvoorbeeld een euro per uur betaalt. Met een maximum van zeg twaalf euro per dag. Een soort ‘lang parkeren’, zoals op Schiphol? Je trekt veel meer mensen/toeristen naar de stad. Dat is toch wat men wil?
Misschien dat de Noord-Zuidlijn uitsluitsel biedt.

Het kleine denken

Verbaas jij je ook wel eens over sommige dingen. Neem nou straatbordjes. Of nummers op de huizen. Ik bedoel, de grootte ervan.
Ik liep laatst door een wijk in Den Haag. Ik liep op een grote, brede straat, met een brede middenberm en daarop een trambaan. Het straatbordje is zo klein, dat je het bijna niet kunt vinden. Het is net zo klein als de bordjes in een smal bestrate nieuwbouwwijk, een ‘woonerf’. Voor je het weet raas je er langs. Ik heb er een voorbeeld van: zie de foto van een straatbordje uit Rotterdam, op een drukke invalsweg. Kun je het zien? Een piepklein blauw straatbordje.

Maar ook de nummers op de flatgebouwen zijn piepklein. Hoe kun je dat nou lezen, terwijl je zo’n 30 á 40 kilometer per uur rijdt. Ook daar heb ik een foto van. Vanaf het voetpad, dus dichtbij, genomen.
 
In Amerika heb je grote borden die dwars op de rijrichting staan, waar je dus niet om heen kunt. Maar ja, in Amerika is alles gericht op de automobilist. De borden en nummers moeten dus wel groot zijn, want je moet ze in een flits kunnen zien, zonder jezelf en het verkeer in gevaar te brengen. En ze denken groot! Dat helpt ook.


In Nederland is veel van die zaken nog gericht op paard en wagen. We zijn stil blijven staan. We hebben ons niet aangepast. We zijn (nog steeds) niet op reizigers uit onbekende streken gericht. Slechts op het naburige dorp!  Je ziet het ook aan de borden langs de snelweg:
Als je in Duitsland, Frankrijk of Spanje over de snelwegen rijdt, worden sommige grote steden al honderden kilometers van te voren aangegeven. Berlijn, München, Parijs, Bordeaux, Barcelona. Dan weet je ongeveer waar je heen moet. Als je van de Afsluitdijk komt en je rijdt naar Amsterdam, dan je zie geen bord Den Haag, Rotterdam of Utrecht (Eindhoven of Maastricht al helemaal niet). De borden Den Haag of Rotterdam zie je pas twee kilometer voordat je bij Amsterdam bent. Op het laatste bord vlak voor dat je ring oprijdt staat er op het bord dat vier rijstroken beslaat: ‘Amsterdam 2′. In Utrecht is ook zo’n situatie. op de A28. Zou je als reiziger niet precies de weg weten, dan ontstaat de indruk alsof je op het punt staat het centrum van Amsterdam of Utrecht binnen te rijden. Daarna moet je maar weer verder zien.
Het is een vorm van ‘klein denken’ van ons Nederlanders.

Binnenkort koning

Onlangs zag ook ik het interview met de aanstaande koning, Willem-Alexander. Prachtig interview. Wat is die jongen gegroeid! Zelfverzekerd, welbespraakt, genuanceerd, open, eigentijds, volwassen, werkelijk heel goed en mooi om te zien. Humor, ernst, emotie het zat er allemaal in. Er is inmiddels veel over geschreven en gezegd. Hier is mijn bijdrage.
Ik geef een paar voorbeelden, niet uitputtend, van de dingen die me te binnen schieten:
Sterk vond ik de wijze waarop hij omging met de vraag over het ceremonieel koningschap. Hij leert ons duidelijk hoe dat – ook grondwettelijk – is geregeld. Hij stelt klip en klaar het parlement boven zich en zal, ook via die instelling, met z’n tijd meegaan.
De duobaan kwam langs. Prima zoals hij zich daarover uitliet. Grondwettelijk is er de koning, dat kan een man of een vrouw zijn. Ik zeg het in m’n eigen woorden. Dat betekent dus dat als de grondwettelijke functie ‘koning’ wordt ingenomen door een man, zijn vrouw koningin kan worden genoemd. Is de koning een vrouw, dan kan de man niet anders dan prins-gemaal zijn.
Ook het drama rondom Prins Friso, de afwezigheid van de vader van prinses Máxima, hoe het ouderschap tegelijkertijd in te vullen, de inhoudelijke kant van het koningschap, kwam langs. Het zijn allemaal zaken die besproken zijn en die antwoorden hebben opgeleverd, waar we wat aan hebben.
 
Ook besprak hij in alle openheid en gaf hij aan, fouten te hebben gemaakt, daarvan te hebben geleerd en – ook belangrijk – nog in de toekomst fouten te zullen maken. Dat hoort erbij en is niet erg, mits ervan geleerd wordt en de consequenties goed worden – mijn woorden – gemanaged.
Het minst kwam de vraag over zijn beloning ervan af. Hij gaf aanvankelijk zoals hij zei, een formeel antwoord, had het vervolgens over bezuiniging en dus ontslag van een deel van de hofhouding. Wat hij er aan had kunnen toevoegen, is dat het niet alleen een salaris is dat hij ontvangt, een salaris waar – typisch Nederlands – men jaloers op reageert, maar dat het inkomsten zijn voor het bedrijf dat hij in feite runt. Een bedrijf dat bestaat om een symbool te vormen, een bedrijf ten behoeve van de continuïteit en stabiliteit van Nederland.
Samenvattend: veel respect en veel vertrouwen, dat zijn wat mij betreft de kernwoorden.
Ik wens hem en haar trouwens ook, heel veel succes!

De Amerikaanse highway

In Amerika heb je een systeem van wegen, de Interstate highways, die in de meeste gevallen ook de staten met elkaar verbindt. Al in de jaren vijftig gebouwd.
Rond de steden worden deze snelwegen vervolgens aangevuld met expressways, parkways, freeways, grote snelwegen. Wat wij denken dat een Amerikaanse highway is, is vergeleken met de exressway of de parkway eigenlijk een provinciale of gemeentelijke weg. De lokale highway is namelijk een weg vol met stoplichten maar met wel tenminste twee of drie en soms vier rijstroken. De stoplichten zijn goed op elkaar ingesteld. Dat wil zeggen, als het licht op groen springt, kun je een aantal lichten na elkaar passeren. Pas na een paar minuten springen de lichten weer op rood. Je bent dan een flink stuk opgeschoten.
Voorts zijn er overal op- en afritten, zowel naar links als naar rechts. Afritten naar winkels en winkelcentra, shopping malls, restaurants, drive thru’s, soms eindeloos achter elkaar. McDonald’s, Burger King en allerlei lokale fast food restaurants, Denny’s, Wendy’s, maar ook Charley’s Stakehouse, Red Lobster, de Lobster Pot, het Japanse Kobe, enzovoort. Ziet er altijd wel gezellig uit, overigens, vooral ’s avonds, als alles verlicht is.
Een volgend voordeel van de highway met de vele winkels en restaurants ernaast is, dat al die verschillende zaken door subwegen met elkaar verbonden zijn. Mocht je te laat afslaan, geen nood, ‘binnendoor’ ben je zo weer ter bestemder plaatse.
De expressway en de Interstate highway  is meer vergelijkbaar met onze snelweg: ze gaan door weilanden, door bossen of overal overheen.  En hier en daar een tankstation, met daar weer een wereld van restaurants en natuurlijk, Starbucks er omheen.
Wat het verkeer rustig maakt komt door wat wordt genoemd: lane keeping. Je rijdt in je strook en daar blijf je. Je mag links én rechts inhalen. Hinderlijk links rijden – in Nederland wegirritatie nummer één – bestaat daar dan ook niet, net zo min als – nummer twee – bumperkleven.  Dat is eenvoudigweg niet nodig. Je gaat de auto’s gewoon voorbij aan de kant die jij kiest.
 
Wat ik ook zo kan waarderen is dat de rijrichting overal staat aangegeven. Bijvoorbeeld US highway 192 North. Of, de andere kant op: South. En in de auto staat aangegeven (bij moderne auto’s in de spiegel) of je west of oost, noord of zuid rijdt, of daartussen in, bijvoorbeeld zuidoost. Je weet in grote lijnen waar je heen gaat, bij twijfel ga je de kant op waar je reisdoel ligt. In Nederland staan op de groene hectometerpalen langs de snelweg, Li en Re, wat staat voor links en rechts. Het kan gebeuren dat je naar het noorden rijdt op bijvoorbeeld de A4. Staat er op zo’n hectometer paal ‘Li’. Dan klopt dat niet met je gevoel. Het voelt namelijk als rechts. Je moet nadenken, terwijl noord of zuid, logischer zou zijn. 
Bij het uitdelen van bonnen voor verkeersovertredingen snappen ze maar al te goed: laatst kreeg ik een bon met daarop een paar kilometer te hard rijden op de A4 West!

De jaren ’70: na de revolutie

De jaren ’70 waren voor mij een verwarrende tijd. Ik voelde me tussen tafellaken en servet. Ik had net iets te jong de revolutie van de jaren zestig, de omwenteling van bijna alles, aanschouwd. Langs de zijlijn keek ik toe. Het waren de jongens die twee, drie klassen hoger zaten, die stakingen organiseerden, hun haar lieten groeien, baarden lieten staan (mocht allemaal niet) en opruiende stukken in de schoolkrant plaatsten. Om maar te zwijgen van de studenten. Dat was helemaal een generatie verder: ik was nog net geen zestien toen de bezetting van het Maagdenhuis in Amsterdam plaats vond (mei 1969).
Toen ik zelf als student die leeftijd had, waren de harde kanten er al weer helemaal af. De democratisering van universiteiten had gestalte gekregen. Er werd landelijk nog wel eens gestaakt (bijvoorbeeld tegen het optrekken van het collegegeld naar duizend gulden – 1972), maar van een revolutie was al lang geen sprake meer.
 
Wat overbleef was onzekerheid. We waren – zo voelde ik dat – in een gat gevallen. Veel waar tegen aangeschopt was, was met succes bestreden en verdwenen of vernietigd. Veel was gerealiseerd. Lang haar, baarden en andere uitingen van verzet onder de jeugd, waren gemeengoed geworden. Ook in het leger was dat geaccepteerd. Zo werd ook daar lang haar geaccepteerd en werd zelfs de groetplicht afgeschaft.
Maar er was niet altijd iets voor in de plaats gekomen. Als student, zeker in het begin, voelde ik dat gemis. Veel was onzeker: wat waren de regels, waar kon je op bouwen en waarop niet? Religie was uit, links was in, ja beter nog was het communist te zijn. Als je dat was, hoorde je er helemaal bij.
Men vond wel dat ze er in de Sovjet Unie een potje van maakten en ja in de DDR ook, maar de Chinezen, dat was zoals het moest zijn. Ja, zei ik maar, om er vanaf te zijn. Gevoelsmatig klopte het niet.
 
We hadden de seksuele revolutie gehad, min of meer, maar we wisten niet goed wat er nu moest gebeuren. Angst was er voor zwangerschappen. De pil was nog geen gemeengoed. Er was weinig over te vinden of te lezen, want het was allemaal nieuw. En als er al iets viel te lezen, dan werd het omfloerst beschreven, geen klare taal.
Ondernemen was uit, winst maken vies, we werden geacht te demonstreren, tegen van alles en nog wat. De oorlog in Vietnam bijvoorbeeld. President Nixon moest aftreden, ook iets dat nog nooit gebeurd was. Carrière maken was iets dat je niet besprak: het woord ‘carrière’ was foute boel.
Later was ik wel eens jaloers op latere generaties studenten, die zoveel meer zekerheden hadden. De verwarring was voorbij, er was een nieuwe orde ontstaan, daar kom men zich aan vastklampen. Hippies waren op hun retour, anti autoritair gedrag was niet meer nodig, sterker, men wilde niet meer: een serie op tv volgen, dat kreeg prioriteit! 
Ondernemen bleek toch wel nuttig, winst maken eveneens en er deel van uitmaken  – carrière maken dus –  was niet langer fout. Het communisme was een mislukt project en socialisme – inmiddels omgevormd tot ‘sociaal democratie’ – had zo goed als alle doelstellingen bereikt. 
Het is dus allemaal op zijn plaats gevallen.

Publix, een Amerikaanse supermarkt keten

We waren weer op bezoek in Florida. Ik heb daar al eens een blog over gepost (maart 2012). We hebben in Florida een huis dat we verhuren (zie http://www.trafalgar-rose.com/ en http://www.micazu.nl/vakantiehuis/trafalgar-rose-de-droom-vakantievilla-10626/).
 
Wat opvalt in Amerka is onder andere de supermarkt. Ik ben daar erg enthousiast over. Om allerlei redenen. Om te beginnen zijn er talloze supermarkten. Ze zijn vaak ‘verborgen’ in een grote shopping mallaan de highway, met allerlei andere winkels er omheen. Zoals kleine en grote restaurants, fastfood ketens, drugstores, nail studio’s, tuinspullen, bloemen en planten en wat dies meer zij. Teveel om op te noemen.
 
We bezoeken onze ‘eigen’, dat wil zeggen dichtstbijzijnde supermarkt, de Publix. De Publix is een enorme supermarkt, een grote hal, met brede paden tussen de schappen. Ruimte is het sleutelwoord. Ze zijn van tien tot tien geopend, nergens zie je kratten met aan te vullen spullen. Alles ligt er netjes en schoon bij.
Het is niet alleen maar een supermarkt, het is veel meer dan dat: er is een apotheek, een restaurant, ze verkopen allerlei andere zaken, zoals tv’s, boeken, planten, fototoestellen, enzovoort.
 
Maar laten we bij het begin beginnen: je komt aanrijden, ruimte alom en vele brede parkeerplaatsen waar je niet voor hoeft te betalen en ook nog eens  vlakbij de ingang. Bij de entree staan niet alleen (gratis) winkelwagens maar ook met opgeladen accu’s uitgeruste invalide wagentjes. 
 
Je gaat naar binnen en ziet aan de rechterkant een complete bakkerij met vers brood. Iets verderop is een slagerij en wat daar opvalt, afgezien van de vriendelijkheid van het bedienend personeel, is dat ze allemaal haarnetjes en handschoenen dragen. Buitengewoon hygiënisch.
 
We slenteren langs een enorme groeten-afdeling, een sushi afdeling met ter plekke vers gemaakte sushi. We vervolgen onze weg langs de talloze ruim opgezette schappen. Om de paar meter hangen kleine hebbedingetjes voor een impuls aankoop aan de schappen. Hebbedingetjes die nuttig zijn: variërend van kurkentrekkers tot, handige flesopeners voor oudere mensen met minder kracht in hun handen, tot doekjes, mesjes, fussy fingers om computer schermen te reinigen, enzovoort.
En wat een gigantische hoeveelheid aan producten en veelheid aan keuzes: pindakaas, bijvoorbeeld is er in alle soorten en maten, rijen achter en boven elkaar. Zo ook de ketchup, kruiden, cornflakes, drinkwater, frisdranken, noem maar op. Dat is prima, zoveel te kiezen, alleen je vraagt je af of ze ze het wel allemaal verkopen. En op tijd. Tien mijl verderop is er namelijk weer precies zo’n winkelcentrum met een Publix.


Bij de kassa aangekomen, worden de aankopen gescand en door de  kassière zelf of een hulpje in plastic zakken gedaan. Een buitengewoon efficiënt gebeuren. De plastic zakken worden vervolgens in de winkelwagen gezet en die rijd je naar de auto. De zakken gaan in de achterbak en weg ben je, de highway op, op weg naar huis. 
 

Of eerst nog even langs Starbucks voor een cappuccino onderweg, of een andere drive thru’.