Categorie archieven: Maatschappij

Links en rechts in de politiek

Progressief en conservatief is dat hetzelfde?


Van oudsher claimt links progressief te zijn. Dus is rechts van oudsher conservatief. Dat zal ooit ook wel juist geweest zijn, maar is dat nog zo, in de 21ste eeuw?
De vraag stellen is hem beantwoorden. Niet dus. Het inmiddels precies andersom! Hoe zit dat?
 
Progressief staat voor vooruitgang, creativiteit, innovatie en, zoals het woord al zegt, progressie.  Conservatief daarentegen, staat voor stilstand, behoudzucht, achteruitgang, de dood in de pot, creativiteit wordt gesmoord. Conserveren, lijkt mij het werkwoord.
In het grootste deel van vorige eeuw werden grote stappen gezet op sociaal gebied. Dat kwam door de opkomst van de vakbeweging en de socialisten. Zij waren links en progressief.  Zij bereikten op sociaal gebied echt veel en dat heeft fantastische resultaten opgeleverd. Denk aan armoede bestrijding,  inkomensverdeling, werkgelegenheid, bestrijding van ongelijkheid,  allerlei zorgwetten, oudedagvoorziening, enzovoort. Het ging hand in hand met de ontwikkeling van andere bewegingen zoals emancipatie van allerlei minderheden, mileu-bewustzijn, nu duurzaamheid genoemd. Je zou kunnen zeggen dat de ‘wet van de stimulerende achterstand’ volop aan het werk was. Progressie dus.

Onherroepelijk leidt deze wet echter op enig moment tot de ‘remmende voorsprong’: de progressie komt tot stilstand en leidt tot behoud van het verworvene. En behoud is gelijk aan conservatisme en stond, zo zagen we hierboven al, weer gelijk aan rechts. Maar dat klopt dan dus niet (meer).
Deze stilstand zie je ook ‘gebeuren’. Neem de vakbeweging en in dezelfde lijn de linkse partijen, PvdA, SP en Groen Links. De socialisten en de vakbeweging hebben als gezegd veel bereikt, zo niet alles waar de founding fathers ver terug in de 19-eeuw van droomden en voor stonden. Inmiddels is het bereikte gemeengoed geworden en ook schrijver dezes kan zich daarin volledig vinden.

Maar nu keert het tij:  juist de vakbeweging en socialisten zijn tegen hervormingen van allerhande vooral sociale zaken, stammend uit de vorige eeuw. Ze zijn versleten geraakt en hebben allerlei onbedoelde uitwassen inmiddels mogelijk gemaakt. Pas onder druk van de crisis lukt het om weer creatief te zijn en de noodzakelijke vernieuwingen te kunnen laten plaatsvinden. Dat is winst.

En wie timmeren het meest aan deze weg? Juist de nieuwe progressieven, degenen die met veel innovatie en creativiteit vooruitgang boeken op het gebied van het aanpassen van het verworvene. Het initiatief komt van rechts. De voormalige progressieven zijn nu conservatief geworden en andersom! 
Conservatief is dus nu links en progressief is nu rechts!

NB: er zijn merkwaardigerwijs Groupon bonnen in de blog terecht gekomen. Ik krijg ze niet weg. Excuses daarvoor!

De medische zorg, mijn verwonderpunten

Ik ben de laatste tijd wat vaker in aanraking gekomen met de medische zorg. Dat komt omdat ik Renée, mijn dochter van 24, vergezel naar allerlei instanties op medisch gebied. Zij heeft chronisch ernstige pijn in de onderrug omdat daarboven een zogeheten blokwervel zit. Daar is ze mee geboren. Er zijn specialisten die zeggen dat er daardoor geen aanleiding is om een ‘ander’ leven te hoeven leiden. Anderen zeggen, dit hebben we nog nooit gezien! Ik zou zeggen, mijn eerste verwonderpunt!

 

Na lange tijd ons met de specialisten op de blokwervel geconcentreerd te hebben, hebben we op eigen initiatief op enig moment besloten dat ‘het roer om’ moest en dat we ons beter op de pijn konden concentreren en wat haar veroorzaakte, dan op de blokwervel als zodanig.

We hadden de indruk dat er van overbelasting sprake is. Tweede verwonderpunt: waarom komen de specialsiten niet op deze gedachte? Vervolgens zijn we bij weer andere specialisten en ook bij de pijnpoli beland. 


Even tussendoor een aantal  meer algemene verwonderpunten: de specialisten binnen één gebouw, hebben elk een eigen balie. Wij rennen van de een naar de ander en overal vullen we, na lang wachten,  dezelfde formulieren handmatig in! Om maar te zwijgen van de enorme aantallen receptionistes en/of verpleegsters, die overal rondlopen en die ook nog eens naar elkaar verwijzen. Er lijkt ruimte voor heel erg veel efficiency verbetering. Met grote besparingen.

Daarnaast valt op dat de medische zorg zeer sterk automatiserings-gedreven is, maar bij de receptie hanteert men sterk verouderde technieken: veel gaat met de hand, er is erg veel dubbel werk, waardoor veel fouten. En ze gebruiken soms nog doorslagen met carbonpapier! Verwondering!

Zitten we bij de pijnspecialist, blijkt het niet zo’n sympathieke of beter, niet zo’n empathische man. Hij kwam erg ongeïnteresseerd over. Om dat te verdoezelen, stelde hij wat vragen in de persoonlijke sfeer, zo van wat studeer je, oh dat, wat houdt dat in en ik zie dat je werkt voor een bedrijf dat zonnepanelen verkoopt, welke zijn volgens volgens jou de beste en dat soort beleefdheidsvragen. Ze leken uit het cursusboek ‘Empathie voor Dummies’ te komen. We zaten daar helemaal niet op te wachten, niet op dat moment. Er is een urgent probleem en daar willen we het over hebben! Ter zake graag!

Okay, we komen ter zake. Er is enige medicatie. Er is een apparaatje, Tens geheten, dat de zenuwen rondom de pijn beïnvloedt, maar veel meer is er niet. Hij blijkt al gauw over pijnbestrijding uitgepraat te zijn. Hij zegt erbij dat je op zo’n jonge leeftijd niet te veel medicijnen moet gebruiken. Tegelijkertijd komen we tot de conclusie dat je op zo’n jonge leeftijd niet structureel zoveel pijn zou moeten hebben, namelijk zodanig dat je niet (meer) kunt werken, respectievelijk nog maar een heel beperkte actieradius hebt. Veel verder kwamen we niet. Hij wekte voortdurend de indruk dat onze tijd op was en dat we weer moesten opstappen, respectievelijk de vragen die we hadden aan de assistente moesten stellen.

Verwonderpunt:  waar is juist bij iemand die zich in pijn en pijnbestrijding heeft gespecialiseerd, het gevoel dat hij of zij je helemaal van die pijn te wil afkrijgen?

Enfin, wij zijn inmiddels weer wat verder en hebben gelukkig een empathische ortho-manuele therapeut gevonden. Een goede vriend van mij. Ik ben hem dankbaar!

Een blog over toezichthouders

In september 2008 brak de kredietcrisis uit, in Europa. Vervolgens kwam er een stroom van kritiek los, vooral gericht op de toezichthouder van de banken, De Nederlandsche Bank. Dat werd nog eens versterkt door latere debacles zoals Icesafe en DSB.
Uiteindelijk mondde de kredietcrisis niet alleen uit in een (dubbele) recessie, de schuldencrisis en eurocrisis, maar ook in een parlementaire enquete. Je hoorde en zag medewerkers van De Nederlandsche Bank, aangevoerd door haar president, de heer Wellink (die ik hoogacht), verklaringen geven hoe het zo gekomen was en dat het toch echt niet helemaal aan hem en de Bank lag. Dat is ook zo. Het is een zeer complex gebeuren en niet één enkele instantie of persoon treft blaam, het zijn er velen.
 
Maar je zag Wellink denken: dit nooit weer! Daarmee had hij niet zozeer de crisis op het oog, maar veeleer zijn ’tocht naar Canossa’, het voor de leeuwen, politici, media, het volk geworpen worden.
Hoe voorkom je dat? Wat doet een toezichthouder hiertegen? Net als generaals met uitgekiende scenario’s de vorige oorlog gaan bestrijden, doet de toezichthouder dat tegen de vorige crisis. Allerlei maatregelen zien het licht, regels worden uitgevaardigd of verscherpt, het is een drukte van jewelste. Woordvoerders van de toezichthouder putten zich uit om via de media, congressen, spreekbeurten en wat dies meer zij, te wijzen op de risico’s die wij allen lopen. De toezichthouder kan zodoende niets meer verweten worden, hij heeft er immers voor gewaarschuwd! Begrijpelijk! En als het niet te ver doorschiet hoeft het ook niet noodzakelijkerwijs verkeerd te zijn.
 


 De ondertoezichtgestelden proberen in eerste instantie door lobby activiteiten onder de nieuwe regels en regeldruk uit te komen en als dat na verloop van tijd niet lukt, conformeren ze zich. Het gevolg is stilstand. De toezichthouder wijst initiatieven af en blijft waarschuwen voor de risico’s. Ook voor zaken waar ze niet voor zijn aangesteld. Ze breiden hun aandachtsgebied uit. Het risicomijdend gedrag grijpt om zich heen, precies zoals de toezichthouder het voor ogen had.
Na enige tijd echter, misschien wel jaren, staan er kopstukken uit de samenleving op, die wijzen op het teveel aan regels, de stapeling van regels, met als gevolg, verstarring, stilstand, verschraling en kaalslag. Om de wereld weer op gang te brengen, dient de oorzaak, namelijk het risicomijdende gedrag, aangepakt te worden.
Er volgen onderzoeken, wellicht een parlementaire enquete en wie zit er in het beklaagdenbankje, u voelt ‘m al aankomen, juist, de toezichthouder! Precies zoals hij het niet had bedoeld. Hij had immers zijn waarschuwende vinger bij alles wat maar denkbaar was opgestoken? 
 
Maar ja, dat gold voor de vorige crisis.

NB. Het grijs gemarkeerde van de tekst heb ik gekozen bij wijze van achtergrond. Grijs associeer ik met saai Grapje.

De verkiezingen en het zwarte gat

Wat een spannende tijd is het toch: we leven al vier jaar in een crisis (diverse crises eigenlijk) en er zijn weer verkiezingen. En ook al gaan ze in detail steeds over net iets anders – de ene keer gaat het over de hypotheekrente aftrek (2010), de andere keer (dit jaar) bijvoorbeeld over Europa – de beloften blijven en het zwarte gat, zoals dat onlangs door iemand op de televisie genoemd werd, na de verkiezingen ook. Over dit zwarte gat wilde ik het eens even hebben.
Wat is bij verkiezingen dan wel van belang? Waar moeten we dan wel op letten?
Ik denk dat het vooral van belang is om een gevoel te krijgen hoe een lijsttrekker na de verkiezingen met dat zwarte gat zal omgaan. Dat hij of zij goed kan debaten, is naar mijn idee dus niet relevant. Ook zijn of haar ideologie doet er maar ten dele toe. Belangrijk is, hoe sterk is zijn of haar leiderschap, hoe standvastig, resp. hoe goed kan een lijsttrekker na de verkiezingen onderhandelen. Hoe zal hij voor de natie als geheel zorgen, hoe zal hij daar leiding aan geven. Dáár gaat het om, dáár zitten we op te wachten. En daar dienen we tijdens de verkiezingscampagnes een gevoel bij te krijgen.
Want de oplossingen voor allerhande inhoudelijke zaken komen ná de verkiezingen, in elkaar gezet door goede leiders.
En gelukkig, omdat we met meer dan twee partijen zijn, gaat het de ene keer wat naar rechts, de andere keer iets naar links, heel veel maakt het niet uit.
Gevaren zijn er ook: men staat steeds onder meer druk van de waan van de dag. Dus ook daar dienen we op te letten: hoe gaat de lijsttrekker om met die druk en dus vooral ná de verkiezingen. En daar willen we vóór de verkiezingen een gevoel voor krijgen.
Dat maakt het ingewikkeld, daarom is het niet in een eenvoudig ja of nee te vatten.

De Olympische Spelen (deel 2 van 2)

Over de Olympische Spelen blijf ik me verbazen. Hoe komt het dat sommige sporters met een aantal plakken naar huis gaan, voor één sport, bijvoorbeeld zwemmen en andere eindeloos voorrondes moeten spelen, roeien, of zeilen, met erg veel risico’s. Er kan in de tussentijd immers van alles mis gaan. Uiteindelijk leidt het tot één plak, soms helemaal aan het eind van de Spelen.
Of het kan nog anders: bij wielrennen, een teamsport, krijgt alleen de uitverkorene van het team de plak. Het team staat in dienst van deze uitverkorene. De rest is ‘knecht’. Men wint ook wel maar krijgt niets. Vandaar dat Marianne Vos de medaille aan het hele team opdroeg. Waarom werkt dit zo bij deze sport? Hoe zit dat? Hoe werkt dat?
Bij hockey bijvoorbeeld, of bij het roeien van de vrouwen acht, krijgt na een lange aanloop tenminste het hele team een medaille. Als het allemaal goed is gegaan.
En dan de dualiteit: winnen of verliezen. Wat een contrast. Dat is overigens niet zozeer een vraag, het is een constatering, het hoort erbij. Sommige van de turners, bijvoorbeeld, beginnen zoals bekend al als klein kind met turnen en komen na zeg vijftien jaar op de Olympische Spelen. Als ze dat al halen. En dan hebben ze vijftien jaar getraind en dan blijken daar talloze soortgenoten te zijn, de concurrentie en dan eindig je gewoon ergens in de middenmoot of als vierde. Dat is naar verluidt nog teleurstellender. Het verdriet, de teleurstelling, het spat er soms van af.
Maar als je wint, kroon op het werk! De blijdschap, de trots, ook die spat er van af!

De Olympische Spelen (deel 1 van 2)

Je wordt er toch wel door gegrepen, door de Olympische Spelen. Je kunt er ook niet echt omheen, want het is aan de orde van de dag. En het is spannend. Maar ik heb wel wat vragen.

Hoe komt het toch dat er sporters zijn, die bij wijze van spreken moeiteloos vijf keer achter elkaar wereldkampioen worden, in de een of andere sport, soms een paar weken voordat de Spelen gehouden worden en op de Olympische Spelen op z’n best brons pakken. Als ze er al aan te pas komen en niet roemloos ten onder gaan. Heel verdrietig, want ze waren immers de kanshebber, de favoriet.
Is het de mentale druk, die zo lastig te hanteren is? Omdat het de Olympische Spelen zijn, die ten slotte maar eens in de vier jaar worden gehouden? Of is het het zijn van de favoriet? Dat schept naast de prestatie die geleverd moet worden, nog een extra verwachting, die er bovenop komt. Ik vind het moeilijk te doorgronden.
Het moet wel een mentale kwestie zijn. Ook bij een WK of EK Voetbal zie je het terug: denk aan ons eigen Nederlands Elftal: twee jaar geleden finalist bij het WK Zuid-Afrika in 2010, nu zou je zeggen, een zilveren plak, niks mis mee en twee jaar later tijdens het EK bakken ze er werklijk niets van. Bijna hetzelfde team, dezelfde trainer, bijna dezelfde omstandigheden, maar het lukte niet.
Een gunstige uitzondering zijn misschien de hockeyvrouwen. Vier jaar geleden bij de Spelen in Beijing in 2008 goud, door een uiterst gecultiveerde mentale hardheid. Ik noem een voorbeeld: een achterstand tijdens een wedstrijd werd uit de gedachten verbannen. Het was er wel, maar ergens in het achterhoofd en het speelde daardoor tijdens het uitspelen van de wedstrijd, geen rol van betekenis. Als de achterstand zodoende niet in de weg zit, kun je als het ware ‘gewoon’ doorspelen en vanuit die mentaal neutrale positie toch je doelpunten scoren en winnen.
Laten we hopen dat deze mentale kracht vele Nederlandse sporters tijdens de Olympische Spelen van 2012 in Londen gegeven is.

Eindexamenuitslag!

We kennen ze in vele varianten: examenuitslagen. Vooral die van het eindexamen. Doet er niet toe welke soort opleiding het is, vwo, havo,vmbo, het blijft een buitengewoon spannende aangelegenheid. Deze maand had ik ook zo’n eindexamenklantje: onze jongste dochter in geslaagd voor haar vwo!
De spanning is zó groot, dat je het je hele even niet meer vergeet. Wat je ook daarna gaat doen, er is geen examen meer dat een grotere impact op jou en je leven heeft, dan het eindexamen. De spanning, de uitslag, de vreugde, of voor sommigen het verdriet en de teleurstelling. En vooral voor de laatste categorie, het trauma dat je overhoudt aan het niet halen van je eindexamen. Iedereen feesten, het mag nu en jij moet een heel jaar ‘wachten’ op de herkansing. In de tussentijd gaan je vroegere vrienden en vriendinnen, klasgenoten, door met hun (nieuwe) leven. Jij gaat terug naar school. Wat ik al zei, het heeft een enorme impact.
Tegenwoordig bellen ze degenen die gezakt zijn. En, om vergissingen te voorkomen, nu ook geslaagden. En dat is maar goed ook. Want je ziet het mis gaan: ze bellen niet, je wacht, je denkt dat je geslaagd bent en gaat naar school om je cijferlijst op te halen. Blijkt, daar aangekomen, dat ze een vergissing hebben begaan, je bent om de een of andere reden niet gebeld. En je teleurstelling is nog groter, dus voegen ze je nog even toe: een vergissing is menselijk hè? Je vergeet het je hele leven niet meer!
Of ze laten iederéén naar school komen, zoals in mijn geval, destijds. We stonden eindeloos lang in de schoolkantine te wachten. Onze ouders, broers en zussen stonden buiten voor de school. De bedoeling was dat klasgenoten die gezakt waren of een her hadden, via de achteruitgang de school zouden verlaten. Dan zouden de gezakten en de aankomende feestgangers niet in elkaars vaarwater hoeven te komen! Daar was over nagedacht!
Na verloop van tijd verscheen de con-rector Bodewitz (eindelijk!) en die haalde er een iemand uit. Ik zie hem nog vertrekken. Albert heette hij. Hij was gezakt. Dat vonden we erg voor hem, tenslotte was hij een klasgenoot. Maar we wisten ook dat wij dus niet gezakt waren, misschien een her of misschien zelfs …. dat wat nog niet genoemd mocht worden!
De con-rector kwam na weer een lange tijd terug en noemde zes namen. Deze klasgenoten hadden een her. De conclusie was snel getrokken. Terwijl de zes begonnen te vertrekken, ook hen zie ik nog gaan, kon het niet anders dan dat de anderen dus waren geslaagd. De con-rector maakte inderdaad een gebaar met zijn hand, zo van, ja ik kan het nu ook niet langer tegenhouden en dus, ondanks dat degenen die een her hadden nog niet zoals de bedoeling was een veilig heenkomen hadden kunnen zoeken, steeg een luid gejuich op. We waren geslaagd! En we stormden naar buiten.
Na de felicitaties van onze families in ontvangst te hebben genomen, volgde meteen, dezelfde middag, de diploma-uitreiking en klaar waren we! Op naar de toekomst.
Heerlijk! Wat een feest. Het was 19 mei 1972.

Het EK

Laat ik ook mijn duit in het zakje doen, als het om het EK gaat. Het is tenslotte een volstrekte hype. Zelf ben ik eigenlijk nog niet hersteld, bij wijze van spreken, van het WK van 2010 en de verloren finale tegen Spanje. Ik had eigenlijk liever gezien dat we vier jaar hadden gewacht en dan weer aan het WK zouden hebben meegedaan. Het WK winnen dat moet naar mijn idee de doelstelling zijn. Eindelijk eens een WK winnen!
Maar zo werkt het niet: Nederland kwalificeert zich netjes voor het EK en dan wordt er gewoon na twee jaar dus, gespeeld. En Nederland staat weer op z’n kop.
In de kranten, op tv, om je heen, zoals op de weg, zie je de oranjegekte op gang komen,  beginnend zo’n vier weken voor de eerste wedstrijd. Ik hoop dan altijd maar voor al die enthousiastelingen, dat we er niet meteen na de poule wedstrijden uit worden gegooid. Al dat werk van het versieren van de huizen de straten, de auto’s, de energie die in de praatprogramma’s tot uiting komt, het zou allemaal voor niets zijn.
Ik ben over het algemeen een optimist, al ik heb door de jaren heen ook teleurstellingen met het Nederlands elftal meegemaakt. Ik blijf optimistisch over ‘onze kansen’. De laatste acht of negen keer kwamen we erg ver in het toernooi, maar als je naar het afgelopen seizoen van de spelers kijkt, lijkt het mij dit keer wel lastig worden.
Andersom geldt overigens ook: een prima seizoen staat niet garant voor succes met het Nederlands Elftal. Neem nou Bergkamp, destijds. Fantastische speler, maar bij een WK of EK bakte hij er maar weinig van. Schoot altijd over of naast of helemaal niet. Behalve die ene keer dan, tegen Argentinië, tijdens de kwart finale in 1998. Wat was dat mooi!


In zijn plaats is nu Van Persie gekomen. Topscorer, speler van het jaar, maar bij Oranje zie je hem nog niet zo heel erg uit de verf komen. Hopelijk komt dat nog, te beginnen met dit toernooi.
Enfin, de gekte dus. Lopend door Scheveningen, zaterdagmiddag, zag ik ook hier sommige straten versierd, zie foto. Echt mooi is het overigens vaak niet: een rommeltje aan vlaggetjes van de huizen naar de een lantaarn paal en terug. Een rotzooitje. Dat geldt niet voor de foto: hier is veel creativiteit betracht!
En tomeloos enthousiast!

Garage Van Soest BV

Ik ben ooit bijna een garage begonnen. Dat zat zo:
Het zal 1976 geweest zijn. Ik studeerde rechten in Leiden. Ik deed dat niet onverdienstelijk. Ik woonde aan de Haagweg en reed een zogeheten Lelijke Eend. Een Deux Chevaux, een 2CV. De uitvoering van vóór 1970, voor de kenner: vóór de introductie van de 2CV4. Die uitvoering vond ik maar niks, het was net een echte auto, dat was nieuwlichterij.
Ik had de auto gekocht terwijl ik in dienst zat, in 1974, in Duitsland, daar lag ik met mijn eenheid, het 43ste Tankbataljon. En met die eend reed ik eens in de zoveel tijd heen en weer. Ik verdiepte me in de techniek van de auto en was in staat het ding geheel zelf te onderhouden. Doorsmeren, olie verversen, ontsteking afstellen, uitlaat vervangen, na eerst langdurig met gum gum (wie kent het niet!) de gaten te hebben gedicht, kleppen stellen, cilinders vervangen, tot de hele cilinderkop aan toe. Ook beheerste ik het vervangen van de schokdempers. Uiteindelijk heb ik zelfs een keer met een vriend de krukas vervangen. Die vriend had ik nodig omdat hij een momentsleutel had en ik niet. Ik had goed gereedschap en ook wel speciaal op de eend toegesneden, maar een momentsleutel gebruikte ik te weinig en vond ik te duur.
Om aan onderdelen te komen, kocht ik soms een complete eend bij de Eendspecialist in Leiden voor minder dan 100 gulden en bij de reparatie van bijvoorbeeld een cilinderkop had ik de kosten er al meteen weer uit.
Zo bezat ik op enig moment tegelijkertijd drie eenden, waarvan twee rijdend. De derde diende als opslagplaats voor onderdelen, gereedschap en ook als leverancier van onderdelen. Ook kon ik tussen de eenden switchen, al was het alleen al om zo’n ‘opslagplaats’ rijdend te krijgen. Daarnaast voerde ik reclame op de auto’s voor Bas Uitzendbureaus en dat leverde zo’n 25 gulden per maand op.
Op een goede dag was ik aan het sleutelen aan overkant van de straat op de parkeerplaats van de kerk (speciaal met de kerkvader zo geregeld), toen een grote Citroën (je weet wel, zo’n strijkijzer) met een man erin die bij mijn openliggende auto’s waar ik bezig was stopte en een praatje begon. Of ik er veel verstand van had, van dat sleutelen, of ik het leuk vond, hoe ik aan mijn onderdelen kwam, enzovoort. En met één voet op een van mijn spatborden leunend, zei hij vervolgens: “ik ken wel meer van die jongens zoals jij, als student gesjeesd en goed in het sleutelen aan auto’s en dan beginnen ze een garage. Iets voor jou?” en hij gaf mij zijn kaartje. Vroeg of ik hem wilde bellen.
Daar stond ik even van te kijken. Een garage beginnen! Geld verdienen, met auto’s, dat leek me wel wat. Ik had meteen al een naam voor de garage. Ik heb als achternaam De Soet, maar velen noemden me in Leiden Van Soest, dus dat werd Garage Van Soest BV. Fantastisch!
Maar ja, ik ben geen ondernemer, ik wilde afstuderen en dat ben ik toen maar gaan doen. Toen ik goed en wel was afgestudeerd (in 1978), heb de eenden verkocht en ben overgestapt op de Renault 4. Ik vond dat beter bij mijn afgestudeerde status passen. Ik heb sindsdien nooit meer aan een auto gesleuteld.

Ik ben gerold!

 

Het was Koninginnedag 2012. Een super druk straatje in Amsterdam met alleen maar in het oranje geklede mensen. Het was de enige mooie dag van het jaar. Het was zo warm dat mijn jas met daarin mijn portemonnee omgekeerd aan mijn middel hing. Ik wist dat de portemonnee nog in mijn jas zat, want ik voelde geregeld dat hij er nog was. Hij zwiepte de hele tijd tegen mijn knie aan. Het volgende moment was hij verdwenen! 

Ongetwijfeld heeft de eveneens in het oranje geklede dief een tijd met mij opgelopen en heeft hij dat ook na de diefstal gedaan, om vervolgens wat van mij af te zwenken, op te gaan in de oranje massa,  het contante geld eruit te halen en de rest, dat wil zeggen, de portemonnee met pasjes waar je die dag niets aan had, weg te gooien. Dat laatste bedacht ik me pas later, lang nadat ik alles wat er te blokkeren viel, had geblokkeerd.
Wat een toestand! Het eerste dat in mij opkwam, was inderdaad het blokkeren van de passen. Dat heb ik gedaan. Dat gaat echter niet zomaar, nee, je moet voor elke pas en credit card een ander nummer draaien. Dat had ik overigens ooit voorbereid, door dat soort telefoonnummers in mijn contacten op te slaan. Trots ga ik aan de slag. De eerste vraag die men stelt, nadat men beleefd zijn medeleven heeft betuigd – en daar zit ik niet op te wachten, ik wil immers blokkeren en wel zo snel mogelijk – is, wat het nummer van de kaart is. Dûh, de kaart is net gestolen. Oh ja, da’s waar ook.
Vervolgens blijkt achteraf dat sommige helpdesk medewerkers vergeten zijn mij te vragen of ik een nieuwe pas wil. Natuurlijk wil ik dat! Dat hoef je toch niet te vragen! Na een week kom ik erachter dat ze het vergeten hebben mij te vragen, dus gebeurt er niets.
Ook mijn rijbewijs is weg. Ligt ongetwijfeld ergens in de gracht. Aangifte doen. De dienst doende ambtenaar wijst mij erop dat ik zonder rijbewijs niet aan het verkeer mag deelnemen. Maar, zo breng ik daar tegen in, met een paspoort (=identiteitsbewijs) en een procesverbaal van vermissing (komt in de plaats van het rijbewijs), zou ik toch een heel eind moeten komen, zou ik – geheel theoretisch uiteraard – tegen een bon aanlopen. De dienst doende ambtenaar steekt er zijn hand niet voor in het vuur.
Bij het stadsdeelkantoor meld ik enthousiast dat ik het, gegeven de omstandigheden, met al deze papieren, die tezamen ongeveer een rijbewijs opleveren, toch wel erg goed voor elkaar heb. Maar ook hier valt een snedige opmerking dat ik niet geacht word aan het verkeer deel te nemen, mij ten deel. En ik moet nog een opslag op de kosten voor de diefstal betalen ook!
Enfin, veertien dagen later heb ik bijna de helft van alle spullen weer terug. Met uitzondering van het contante geld uiteraard en een tegoedbon van de Mediamarkt. Die ben ik natuurlijk ook kwijt!