Categorie archieven: Maatschappij

Is er straks geen werk meer?

Laatst was er een studie die uitwees dat als we zo door gaan, er niet meer genoeg banen zullen zijn om alle mensen aan het werk te houden. The Economist schreef er over. Er is sprake van een toenemend banenverlies. Dat komt door de toenemende automatisering, meent de studie.
Een bekend voorbeeld is de firma Kodak: tijdens de hoogtijdagen van de filmrolletjes, werkten er ongeveer 150.000 mensen. Facebook nam een paar jaar geleden het fotobewerkingsbedrijf Instagram over voor één miljard dollar. Er werkte slechts dertien mensen .
Voor mijn gevoel is deze zorg van alle tijden. Althans, sinds de Industriële Revolutie en zeker tijdens de tweede helft van de vorige eeuw.
Het is juist dat machines in zijn algemeenheid op korte termijn werkgelegenheid vernietigen. De machines nemen het werk over. De mensen die dat soort werk deden, staan op straat.
Berucht is de geschiedenis van woedende Engelse textielarbeiders die rond 1800 de weefmachines kort en klein sloegen, omdat die hen het brood uit de mond stootten. Een vergissing overigens, want het was de directie die tot de investering in de machines had besloten.
Tegenwoordig heb je robots. Dan ligt het voor de hand dat er mensen op straat komen te staan. Geïndividualiseerd levert dit vaak schrijnende situaties op. Laat ik dat niet onderbelicht laten. Want het zal je maar gebeuren: jarenlang haal je in een fabriek dagelijks een bepaald handeltje over, vervolgens wordt die handeling door een robot overgenomen en sta jij op straat.
In een groter verband getrokken, meen ik echter dat er geen reden tot zorg is. Want waarom is er in de afgelopen twee eeuwen niet een veel grotere werkloosheid ontstaan?  De automatiseringsgraad is immers sterk toegenomen en ook de wereldbevolking verviervoudigde. Twee elementen die op zich voor massale werkloosheid zouden moeten zorgen en toch is de werkgelegenheid ook toegenomen, afgezien van recessies en crises zoals die van de laatste jaren. Kennelijk is er door de loop der tijden vervangende werkgelegenheid ontstaan. Dat zal nog wel even doorgaan, ook al denken pessimisten van niet.
Want één aspect wordt over het hoofd gezien: uitvindingen. Dáár komt het werk vandaan. Dat is al eeuwen zo. Eerst is er de uitvinding. Dan volgt ondernemerschap, waarbij de uitvinding in de praktijk wordt getest. Veelal gebaseerd op hobbyisme. Langzaamaan wordt er verkocht. Al die zaken die door de machines van de tweede helft van de negentiende eeuw overbodig werden, konden na verloop van tijd vervangen worden door werk aan uitvindingen. Uitvindingen die op zich vaak weer het gevolg waren van de machines. Uitvindingen die uiteindelijk hele industrieën omvatten, zoals auto’s, vliegtuigen, de daarmee verband houdende olie-, toeristen- en hotelindustrie. Denk verder aan de radio-, tv- en filmindustrie, de computerindustrie en alles wat daarmee verband houdt. En al die miljoenen banen die wereldwijd daardoor zijn ontstaan.

De conclusie is dus dat het werk dat door automatisering vervalt, vervangen zal worden door werk dat ontstaat door uitvindingen die we nu nog niet kennen. Ik spreek wel over een hele lange termijn. Dat is duidelijk. Deze conclusie is enerzijds gebaseerd  op wat er in het verleden is gebeurd, anderzijds op vertrouwen dat dit de wijze is waarop onze wereld werkt.

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 4 van 6: Wie moet de leider zijn?

In de zomer 2013 viel mijn oog op een terugkerend artikel uit De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen ook eens beantwoorden. Steeds één per blog.
Hier volgt de vierde Volkskrant vraag.
Vraag 4: Wie zou de baas van de wereld moeten zijn?
Wat een woord, baas! In dit verband zou ik eerder van ‘leider’ willen spreken.

Lees verder Wat zijn dit voor vragen? Vraag 4 van 6: Wie moet de leider zijn?

Is de kritiek op de koning in Sotchi terecht?

Er was onlangs een ingezonden brief in de Volkskrant over het gedag van de onze Koning in Sotchi. Hij zou zich niet waardig, als een koning, hebben gedragen. Hij gedroeg zich als een corpsbal, bierdrinkend met onder andere President Poetin in het Holland Heineken Huis (zouden ze daar nog iets anders schenken?) en met een blond mokkel aan zijn zijde. 

 

Premier Rutte zei erover dat hij de kritiek onzin vond. Hij stelde de vraag wat de koning dan, als sportliefhebber, had moeten doen. In een driedelig kostuum strak voor zich uitkijkend en slapjes applaudisserend bij de overweldigende resultaten van de Nederlanders. Zijn effect op de sporters bleek erg stimulerend. Zeurpieten noemden hij deze critici.

Azijnpissers zijn het, vonden weer anderen. En misschien hebben ze wel gelijk.
Want ik plaats ook kanttekeningen bij de ingezonden brief. Er zijn mensen geweest die er sympathie voor bleken te hebben, waaronder Maarten van Rossum. Het is allemaal zo negatief: als er mensen zijn die plezier hebben, of erg succesvol zijn, dan beginnen anderen zich daaraan te storen. Sommigen gaan dan zover dat ze ingezonden stukken sturen.


Maar dat terzijde. Verder met de ingezonden brief zelf. Om te beginnen spreekt de brief over corpsballen. Dat heeft er lijkt mij niets mee te maken. Alsof alleen corpsballen bij grote sportsuccessen uit hun dak gaan. En alsof alleen corpsballen een blond mokkel naast zich hebben zitten. 
Wat dacht je van voetbalhooligans? Over bier drinken gesproken. Nee, het ingezonden stukje sloeg daar de plank volledig mis. Het haalde twee dingen aan, die niets met elkaar te maken hadden: de juichende koning, met koningin Maxima aan zijn zijde, al even betrokken en bierdrinkende corpsballen, die als hooligans werden neergezet. Wat een onzin!

Wat ik zie is betrokkenheid!
In zijn manier van omgaan met de mensen herken ik de wijze waarop een organisatie van welke aard dan ook geleid kan worden: geef mensen vertrouwen, behandel iedereen met respect, durf tussen je mensen in te staan, heb vooral ook plezier met elkaar, deel de ellende, betrek ze bij beslissingen en streef samen je doelen na.
Dat is betrokkenheid! Dat liet de koning zien!

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 3 van 6: blijven we vooruitgaan?

Van de zomer viel mijn oog op een terugkerend artikel uit De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen ook eens beantwoorden. Steeds één per blog.
Hier volgt de derde Volkskrant vraag.
Vraag 3: Blijven we altijd vooruitgaan? Of hebben onze kinderen en kleinkinderen het minder goed dan wij?

Bij deze vraag is het eerste dat mij te binnen schiet, ontbossing. Onder andere door ontbossing zouden onze kinderen het wel eens minder goed kunnen krijgen dan wij. En zeker onze kleinkinderen.

Ontbossing is zo’n issue – er zijn er veel meer – waarbij nadrukkelijk de vooruitgang en de kosten van vooruitgang naar voren komen. Als tegenstelling. De nieuwe generatie zal nog veel meer dan wij al trachten, in het reine met deze tegenstelling moeten zien te komen. Vooruitgang is prima, onvermijdelijk en zelfs prettig, maar de kosten zijn hoog.
Ik herinner me toen ik bij Shell werkte dat we met lange termijn scenario’s werkten. Door het hele bedrijf heen werd met dezelfde optimistische, pessimistische en midden scenario’s gewerkt. Vooral bij het doen en evalueren van investeringen, het gebied waar ik werkte. In de Shell scenario’s werd gewerkt met een wereld mét vooruitgang én zonder. Het ene scenario had hoge kosten, voor milieu en vanwege wat we tegenwoordig duurzaamheid noemen.

 
Het andere scenario, dus weinig vooruitgang, had veel lagere kosten. Ik herinner me nog heel goed dat de man die het presenteerde, zei, dat de ene wereld niet noodzakelijkerwijs slechter zou zijn dan de andere. Die van vooruitgang heeft hoge kosten en daarmee is het contrast groter, wat betekent dat het moeilijker – vooral politiek – is te managen. Maar beide zijn denkbaar en aanvaardbaar.


Terug naar de vraag: zullen we blijven vooruitgaan? Ja, is mijn antwoord, of beter, ja, dat zal gebeuren. Of onze kinderen en kleinkinderen het daardoor minder goed krijgen is niet de juiste vraag, denk ik. Ik meen dat het eerder een kwestie is van het managen van de hoge kosten waarmee de vooruitgang gepaard gaat: zien wij en daarna onze kinderen en kleinkinderen kans de kosten in brede zin in de hand te houden, door bereid te zijn in duurzaamheid te investeren. Zijn wij en daarna zij niet bereid die kans te pakken, dan hebben vooral zij het – materieel – beter maar worden ze van alle kanten door de negatieve effecten bedreigd. Dan wordt de An Inconvient Truth van Al Gore (toch) (nog) waarheid.

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 2 van 6: komt er ooit nog oorlog?

Van de zomer viel mijn oog op een terugkerend artikel uit De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen ook eens beantwoorden. Steeds één per blog.
Hier volgt de tweede Volkskrant vraag.
Vraag 2: Komt er ooit nog oorlog in Europa? Waarom wel/niet?
Wat is oorlog?
Het antwoord hangt van de definitie van oorlog af. Zoals het hier vermoedelijk is bedoeld, in de traditionele Tweede Wereldoorlog-zin, meen ik van niet. Het lijkt mij in die zin niet meer mogelijk. In ieder geval niet in West-Europa. We zijn het ontgroeid. We zijn volwassener geworden. Hoe zit dat?
Carl von Clausewitz
Het militair-strategische boek van de Duitse generaal Carl von Clausewitz (1780-1831), Vom Kriege, vertelt mij, dat oorlog door de eeuwen heen een politiek middel was om doelen te bereiken. Het boek kent als beknopte conclusie de beroemde stelling: “Oorlog is de voortzetting van politiek met andere middelen”. Waar de gebruikelijke middelen van de buitenlandse politiek falen, blijft de oorlog als enig machtsmiddel over, zo meent Von Clausewitz.
De ‘blokken’
Tot na de Tweede Wereldoorlog lagen de verhoudingen zo. Daarna kwam echter de Koude Oorlog. Tot een rechtstreeks treffen tussen de ‘blokken’ (het Westen en het Oostblok) kwam het niet. De risico’s van dit ‘politieke middel’ werden inmiddels te groot geacht. Lokale oorlogen werden nog wel gevoerd. De blokken waren daar politiek, financieel en soms militair bij betrokken. Denk aan Berlijn, Korea, Vietnam en de oorlogen in Afrika.
Ontwikkeling in de strijd
Ook zou je kunnen zeggen, als je de geschiedenis en de ontwikkeling van de mensheid bekijkt, dat er aanvankelijk alleen lokale strijd was. Mens tegen mens, stam tegen stam, vervolgens graafschap tegen graafschap (denk aan de Hoekse en Kabeljauwse twisten), daarna land tegen land, weer later groepen landen tegen een andere groepen landen (denk aan de geallieerden). Deze laatste vorm was tijdens de Tweede Wereldoorlog het geval. Na de oorlog volgden werelddelen tegen werelddelen (de ‘blokken’).

Allen tegen allen
De vraag is waar dit eindigt of wat de volgende stap in deze ontwikkeling zal zijn? In de literatuur kunnen we lezen dat hierna een strijd ‘van allen tegen allen’ volgt.
(Zie ook: http://www.parlement.com/id/vivadrmohaln/thomas_hobbes en
 http://ridzerdvandijk.wordpress.com/tag/oorlog-allen-tegen-allen/). Daar zijn wij nu, meen ik, aangekomen. Maar dan wel in mijn interpretatie: een strijd van allen tegen allen, is niet een echte oorlog, met legers en veldslagen, maar een dreiging, bijvoorbeeld van het terrorisme zoals we dat inmiddels kennen. Er ontstaan cellen, soms in onze eigen omgeving, die ondernemen actie om hun eigen, vaak ideologische redenen. En men vindt daarbij zelf ook vaak de dood. Je weet niet waar, niet wanneer, niet door wie en niet tegen wie.

Is er hoop?
Ik meen van wel. Kosmisch gezien zijn we bij het tijdperk Aquarius aanbeland. In de jaren zestig werd dat reeds bezongen in de musical Hair. Kenmerkend voor dit tijdperk is onder meer dat de mens er achter komt dat we allemaal van dezelfde bron afstammen, dat we één geheel zijn. En dat betekent dat als je iets van iemand afneemt, je dat in feite van jezelf afneemt. Dat geldt voor diefstal, maar ook voor oorlogen en pijn. Doe je iemand pijn, dan doe je jezelf pijn. Er is hoop, omdat men dit geleidelijk zal gaan doorzien. Strijd tegen iemand, is in feite dus een strijd tegen jezelf!

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 1 van 6: zorgwekkende ontwikkeling.

Van de zomer viel mijn oog op een terugkerend artikel in De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen zelf ook eens beantwoorden. Ik doe dat steeds één per blog.

Hier volgt de eerste Volkskrant vraag.

Over welke ontwikkeling maakt u zich het meeste zorgen?

Wat het eerste bij mij opkomt is de toenemende bureaucratie. Er zijn natuurlijk nog wel meer zorgen, zoals oorlog, terrorisme, martelingen, ontbossing, enzovoort. Maar ik wil het even hebben over wat het eerste in me opkomt.

Ik vind het zorgwekkend wat er allemaal aan regels wordt bedacht en hoe ze worden toegepast. Waar dan ook en door wie dan ook. En dan heb ik het nog niet over de vervolgens elkaar tegensprekende regels. Via mijn kinderen heb ik te maken met de regels voor het volgen van universitaire studies. Je weet niet wat je meemaakt: de brei aan regels is als een tsunami. Iemand die daarin goed de weg weet, heeft succes. En vervolgens wordt er over die regels en procedures alleen maar gemaild, inclusief de daarbij behorende fouten en miscommunicatie. Er is geen persoonlijk contact. Voortdurend komen er zodoende andere mensen aan het woord. Dat betekent dat bovenop al deze regels ook nog eens een zorgelijk communicatie issue aan het ontstaan is, om maar te zwijgen over de begripsverwarring.


Bovendien is dit een zorgelijke ontwikkeling omdat het wantrouwen in de hand werkt, respectievelijk vergroot. Men vertrouwt gezagdragers niet meer, de claimcultuur wordt in de hand gewerkt.

Onderwijs is dus zo’n voorbeeld. Docenten raken overwerkt, niet zozeer door de druk die lesgeven met zich meebrengt, die is immers van alle tijden, nee, het omgaan met de regeldruk is de belastende factor.

Op talloze andere gebieden is regelgeving ook alom aanwezig of in aantocht: de regelgeving over pensioenen, met alle onbegrip, starheid en soms gewoonweg domheid van dien. Hoe kun je over een ingewikkeld onderwerp als pensioenen communiceren, als er tegelijkertijd wordt geëist dat bepaalde juridische teksten dienen te worden gehanteerd?  Zomaar een voorbeeld. Waarin sprake van tegenspraak is. Toezichthouders schrijven van alles voor, risicomijdend en bang als ze zijn. Ik heb daar al eens eerder een blog aan gewijd.



Wat dacht je van de regelgeving uit ‘Europa’? Europa en de Europese Unie zijn wat mij betreft een prima idee, het vermijden van oorlog, het bevorderen van de economie, ik sta daar helemaal achter. Maar graag zonder de bureaucratie. Wie had kunnen bedenken dat deze tomeloze bureaucratie zou ontstaan. Een bureaucratie waar niemand iets aan schijnt te kunnen doen, de machthebbers accepteren het, stimuleren het zelfs. Het effect is dat de burger zich langzaam maar zeker van Europa afkeert en dat het oorspronkelijke grootse idee, één verenigd Europa, teloor gaat.

Ons strafrecht

Ik keek laatst naar De Wereld Draait Door en daar zaten twee advocaten die Robert M tijdens zijn proces hadden bijgestaan en verdedigd. Je weet wel, Robert M is die superpedofiel die het grootste kindermisbruik ooit op zijn naam heeft weten te krijgen. Verschrikkelijk!


De vraag aan de twee advocaten was, hoe ze dat hadden kunnen doen, zo’n verdediging. Hoe stonden ze daarin, hoe gingen ze te werk en vooral, hoe was het om urenlang naar de beelden van kindermisbruik te kijken.

Dat viel allemaal niet mee, zo vertelden ze. Vooral het zien van de beelden was ronduit erg, maar moest in het kader van de verdediging wel gebeuren. Dat hoort er nou eenmaal bij, zo zeiden ze.

Wat ook erg lastig voor hen was, waren de hate-mails en -voicemails. Ook dat hoort er bij. Ze zijn professionals en doen hun werk.

Erg verkwikkend was het allemaal niet. De hate-mails zijn een uiting van onmacht en onbegrip. Wat mij het meeste dwars zit is, dat ondanks het feit dat Robert M en zijn trawant schuld bekennen, deze professionals proberen vrijspraak te bewerkstelligen. Ze stelden dat het hun plicht is. De wet schrijft het voor. Dat klopt ook wel, ons strafrecht is van oudsher altijd op de bescherming van de verdachte gericht geweest en niet op het slachtoffer.
Je zou verwachten dat toepassing van het strafrecht in het geval van een bekentenis een andere weg inslaat. Iedereen heeft recht op een goed en fair proces, niets mis mee, sterker, het is een van de hoekstenen van een beschaafde, democratische samenleving. Dus ook de Robert M’s van deze wereld hebben dat recht. Maar als hij bekent, zou het naar mijn idee niet meer over vrijspraak moeten gaan, maar over het proces zelf: hoe is hij tot zijn bekentenis gekomen, hoe wordt hem zijn straf opgelegd en hoe zit het met de uitvoering daarvan. Tot vrijspraak kan het niet meer leiden, ervan uitgaande dat de bekentenis volgens de regels is verlopen.
Fouten mogen daarbij niet gemaakt worden, de dagvaarding moet kloppen, de bekentenis mag niet op valse gronden of ondeugdelijk zijn verkregen, ter zitting kunnen rechters eventueel gewraakt worden, enzovoort. Maar het eindresultaat staat vast: er volgt hoe dan ook een veroordeling. Een fout, hoe groot of klein ook, kan nimmer tot vrijspraak leiden, bij iemand die volledig en volgens de regelen der kunst bekend heeft. De bekentenis van een misdrijf dat zo’n maatschappelijk effect sorteert. Zo’n collectieve uitbraak van walging en afschuw: dat dit heeft kunnen gebeuren. Dat zulke mensen bestaan. Wraak mag hierbij niet de drijfveer zijn, maar de bescherming van de bevolking. Bescherming tegen iemand die zo ziek is.
En wat zeggen deze advocaten? Wij zijn professionals. Het is onze taak, zelfs onze plicht om bij een fout, ook al is het slechts een procedurele, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging te eisen.
Stel nou dat er inderdaad een fout door de rechter is geconstateerd. De advocaten hebben succes: er volgt vrijspraak. Gaat dan de vlag op het desbetreffende advocatenkantoor uit? Vloeit de champagne rijkelijk? Komt op het kantoor CV te staan: met succes vrijspraak verkregen voor super kindermisbruiker Robert M?
Er is iets mis met ons strafrecht.

Woman Only

Onlangs had ik weer eens een verwonderpunt. Wat was het geval?
Langs de snelweg op een parkeerplaats stond het bord ‘woman only’. Het was bij Hajé restaurant langs de A6, iets voorbij Almere.
Je weet wel, iets verderop heb je de Noordoostpolder, met daarin het eiland Schokland. Daar heb ik wel eens over geblogd. Dat geheel terzijde.
Wat is dat nu voor een bord, vroeg ik mij af? ‘Woman Only’. Ik zag het bord toen ik op die parkeerplaats met mijn dochter, Renée, een stop maakte. We gingen in het wegrestaurant even een tosti eten. Het was midden op de dag, er stond niemand, net zoals ook zo vaak het geval is bij invalidenparkeerplaatsen. Dat laatste vind ik overigens oké. Maar dit kwam wel wat raar over: ‘woman only’. En waarom in het Engels?
Mijneerste reactie was dat dit discriminerend is: hoe kun je vrouwen nou anders behandelen? Navraag bleek op te leveren dat het om ’s nachts zou gaan. De parkeerplaats is het dichtst bij het restaurant gelegen. Net zoals overigens die voor de invaliden. Ook al niet zo’n fijn idee. Om daarmee op een hoop te worden gegooid.
Het idee bleek te zijn, dat ’s nachts vrouwen, door op deze voor hen gereserveerde parkeerplaats te parkeren, het restaurant veiliger kunnen bereiken. Ze moeten nog steeds een stuk lopen, hoor. Want de parkeerplaatsen zijn door de lokale omstandigheden ter plaatse niet direct naast het restaurant gelegen. Dus de risico’s blijven aanwezig. 
 
Ennu komt het: ’s nachts is het restaurant gesloten!
Hoe dan ook, overdag is zo’n speciale parkeerplaats voor vrouwen niet nodig. En onnodig betuttelend. Iedereen zou op die plaats moeten kunnen staan.
Volgendevraag, hoe dwing je dit af? Staat op de auto ergens een teken, deze auto is van een vrouw? Liggen misschien schoenen met hoge hakken (stiletto’s) op de bank?

Doorstroming verkeer: duurzaam


Valt u dat nou ook op? De stoplichten zitten altijd tegen. Er zijn kruispunten waar je voor staat te wachten en vanuit de andere richting blijven de andere auto’s maar doorrijden. Er komt geen eind aan, zo lijkt het. En als je zelf eens vanuit die richting komt aanrijden, springt het licht binnen de kortste keren op rood.

Of, als je dan eindelijk weer rijdt, moet je binnen de kortste keren verderop weer opnieuw stoppen?  De lichten zijn niet op elkaar afgesteld. En dat zou eigenlijk wel moeten.  Want de hoeveelheid energie die opgebracht moet worden tijdens het optrekken, stoppen en weer opnieuw optrekken, met al die auto’s, is enorm.
Want als ik op de elektronische energiemeter van mijn auto kijk, dan blijkt dat hij bij een rustig gangetje van zeg 100 km per uur, zo’n één op twaalf rijdt, dat wordt uitgedrukt als acht en een halve liter op 100 km: 8,5l/100km. Bij het weer optrekken van de auto, bij een stoplicht dat op groen springt, klimt dit op naar 45l/100km. Dus dan rijdt de auto even bijna één op twee! Daarna zakt dat via bijvoorbeeld 30l/100km naar normale waarden. Zouden de stoplichten beter op elkaar worden afgestemd, dan zou ik langer één op twaalf kunnen rijden en daarmee energie sparen. Minder belastend voor het milieu. Duurzaam dus. Staat hoog in het vaandel van menig gemeenteraadslid.

Maar wat blijkt, doorstroming van het verkeer en daarmee energiezuinig rijden heeft geen politieke prioriteit. Het belangrijkste is de auto uit de stad te weren. De leefbaarheid vergroten, heet dat. Dus worden er talloze maatregelen bedacht om het de automobilist zo lastig mogelijk te maken. 

Behalve niet op elkaar afgestemde stoplichten, het opheffen van parkeerplaatsen, krijgen voetgangers en fietsers op de geváárlijkste plaatsen voorrang (op rotondes bijvoorbeeld), om maar te zwijgen van trams en bussen. Enorme stukken weg liggen er stil er verlaten bij, de trambaan, met ernaast een hele lange file op de enkele baan ernaast. En het staat allemaal te ronken, te vervuilen, door alsmaar te stoppen en op te trekken en dus energie te verspillen. Zeer milieubelastend. Over duurzaamheid en leefbaarheid gesproken!

Als de doelstelling en prioriteit doorstroming van het verkeer zou zijn, zou denk ik iedereen meer tevreden zijn.
De voetganger en de fietser hoeft niet altijd en eenzijdig voorrang te hebben. De stoplichten zijn daar nu op ingesteld, maar iedereen weet dat er geen voetganger of fietser is die zich daar iets van aantrekt. Licht op rood of groen, óf ze zien het niet eens, óf ze kijken of ze door kunnen rijden of lopen. Ze houden zich werkelijk nergens aan. Niet dat dat heel erg is. Het is wel erg als er een auto op een zebra afrijdt en de voetganger vervolgens tergend langzaam over de zebra lopen, zo van, dit is míjn recht, zie jij dat niet, jij vervuilende en energieverspillende automobilist!

Dienstplicht

Op 10 juli was het precies veertig jaar geleden dat ik in dienst ging. 10 juli 1973 dus. Wat is dat lang geleden.
Ik werd ’s ochtends afgezet door mijn ouders in Amersfoort, bij de Prins Willem III kazerne. Ik was pas twintig jaar oud. 
 
Daar ging ik. Ik voegde me in een stroom van andere, onzekere rekruten. Zo werden we genoemd. Wat ik me herinner is dat ik over het kazerneterrein liep samen met iemand anders, die zich voorstelde als Jan Soldaat. Ik had het aanvankelijk niet eens door. Ik had zoiets van, dat is ook toevallig. Ik ben het nooit meer vergeten, hoe dom kun je zijn, of anders gezegd, hoe opgeslokt door alles was er gebeurt en gaat gebeuren, kun je zijn? Enfin, ik heb hem niet meer terug gezien.
Ik werd ingedeeld bij de School Reserve Officieren Cavalerie, de SROC, een traditioneel bolwerk van aankomende reserve officieren, waar we vanaf het begin enorm trots op waren. Er ging van die school werkelijk iets uit, zo van hier zetelt de elite, hier willen we bij horen. Ik heb er een fantastische tijd gehad, ruim vijf maanden lang. 
 
We werden opgeleid tot pelotonscommandant, we ondergingen van tijd tot tijd hardship, we maakten een bliksemcarrière, namelijk van gewoon huzaar tot officier. Sommigen redden het niet en vielen af, kortom, voor iemand die pas twintig is, een buitengewoon enerverende en uitdagende tijd. 
 
De zogeheten parate tijd die daarna volgde, was veel minder leuk dan deze opleiding. Ik heb daar al eens eerder over geblogd (tanks 1, 2 en 3).