Categorie archieven: Reizen

Limonchello per tutti!

Heeft u dat nou ook wel eens? Dat je met vier vrouwen op stap bent in een Italiaanse middeleeuwse stad en dat je alle aandacht van de wereld krijgt? Dat wil zeggen, niet alleen van deze vier vrouwen maar ook van de mensen om je heen? Je ziet ze kijken en zich afvragen: hoe doet-tie-dat?

Dat had ik laatst dus. Vier vrouwen, variërend in de leeftijd – want dat wilt u natuurlijk weten – van begin dertig tot midden vijftig. We hadden elkaar ontmoet bij een kookcursus in een klein plaatsje, Rocca Corneta op de grens van Toscane en Emilia-Romagna, tussen Bologna en Florence. Midden in de Appenijen op zo’n zeshonderd meter. Prachtige vergezichten vanuit onze locatie ‘Borgo Pianello’. Ik zal u even meevoeren hoe het eruit zag (ja, ik weet het, mijn verhaal over de dames komt zo):

Emilia-Romagna/Toscane:

Ik kijk naar de oude glooiende bergen van de Appenijnen en zie hoe scherp ze afsteken tegen de heldere blauwe lucht. Rijk begroeide rotsen met bloeiende, hier en daar al herfstig getinte loofbomen en de vruchtbare zonovergoten weilanden wisselen elkaar af. Het geheel biedt een overweldigende aanblik. Dit overweldigende ontstaat niet alleen door de bergen zelf, maar ook door de eeuwenoude aanwezigheid van grillige dorpjes met hun eenvoudige kerktorens die tegen de hellingen aan schurken. Ze bieden een rustgevende en vriendelijke aanblik, temidden van de hier en daar verspreid staande boerderijen en stallen.

Enfin, dat wilt u allemaal niet weten, u wilt weten hoe het zat met de dames.

Welnu, een onderdeel van de cursus was dat we de stad Lucca zouden bezoeken. Het is een eeuwenoud volledig ommuurd stadje (daar ga ik weer met mijn beschrijving), waar het verkeer grotendeels uit is verbannen. Prachtige gebouwen, smalle straatjes, dure winkels, heerlijke restaurants, heel erg Italiaans natuurlijk en veel cappuccino, pasta’s en witte wijn. En aan het eind van elk diner: limoncello per tutti! Limoncello voor iedereen!

Daar was ik dus beland met vier vrouwen. We splitsten af en toe op, want u zult begrijpen dat ook ik mijn rust wil pakken en niet voortdurend vier vrouwen kan bezig houden. Dat wil zeggen, winkel in winkel uit. Mij eindeloos bezig houden met hun twijfels of iets nou wel of niet gekocht zou moeten worden. Of hoe het vervoerd zou kunnen worden. Zij waren met het vliegtuig en ik met de auto, dus u raadt het al, veel zou aan mij worden meegegeven.


We slenterden door de straatjes, we huurden fietsen om over de muur te rijden, het was prachtig weer, we zaten op terrasjes, lunchten met daarbij witte wijn, kortom, het was één groot feest!

’s Avonds hadden we overigens – in het kader van de cursus – een pizza proeverij. Overheerlijke pizza’s hebben we gegeten. En tot slot? Limoncello per tutti!

Berlijn

Al eens in Berlijn geweest? Ik ben er om precies te zijn drie keer geweest. De eerste keer was 1979, midden in de tijd van de Koude Oorlog. Met de auto reden we twee uur door de ‘corridor’ tussen West-Duitsland en West-Berlijn. De grensovergangen met daar tussenin het ‘niemandsland’, waren een belevenis op zich. In West-Berlijn maakte de Muur de meeste indruk. Daarna de Brandenburger Tor, waar we alleen vanaf een verhoging naar konden kijken, over de Muur heen. Het was op die plaats waar president Kennedy in 1963 zijn gedenkwaardige toespraak hield met daarin de historische woorden “Ich bin ein Berliner!”

Lees verder Berlijn

Wat maakt een land een beschaafd land: Japan

Wat bepaalt het niveau van beschaving van een land of streek? Ik was onlangs in Japan en daar drong deze vraag zich op.

Want het viel me op hoe beschaafd dit land is. Terzijde merk ik op dat Japan in de eerste helft van de vorige eeuw buitengewoon expansionistisch was. Die ambities hebben ze na het verliezen van de Tweede Wereldoorlog laten varen. Het is nu een vredelievend volk.

Een paar dingen van Japan zijn algemeen bekend, namelijk dat de Japanners voortdurend ja knikken en voor van alles en iedereen een buiging maken. Dat viel dan ook meteen al op bij de luchthaven na aankomst wachtend op de shuttle naar het hotel. Bussen kwamen en gingen en iedere keer nadat de passagiers aan boord waren gegaan en de bus langzaam wegreed, maakte het achterblijvende ‘grondpersoneel’ een diepe buiging totdat de bus helemaal weg was.

Of in de trein. De conducteur komt het grote compartiment binnen, maakt een diepe buiging, knipt de kaartjes en maakt bij het verlaten van het compartiment weer een diepe buiging. Niemand die er op let, maa hij doet het wel. Hij doet op een volkomen natuurlijke manier. Je ziet aan hem dat het vanzelfsprekend is. Geen opgelegd pandoer. Ik heb Japanners bij deuren zien buigen waar helemaal niemand was om voor te buigen. Ze doen het gewoon. Het heeft te maken met respect.
Nog wat andere voorbeelden uit het dagelijks leven:
Als je mobiel in de trein afgaat en je wilt opnemen, ga je zo snel mogelijk buiten het compartiment de telefoon beantwoorden. Anders hebben de anderen er last van, zo wordt er van te voren in de trein omgeroepen. Buiten, op straat en op terrassen, is mobiel bellen eveneens verboden, zo ook roken, want daar kunnen anderen last van hebben. Een teken van beschaving, lijkt mij.
De taxi’s hebben witte stoelovertrekken. De chauffeurs dragen witte handschoenen. Buitengewoon hygiënisch. De meter loopt. Is het hebben van meters in een taxi een teken van beschaving? Fooien worden niet op prijs gesteld. Dus ook geen teleurstelling als de fooi eens een keer kennelijk wat laag uitvalt en de chauffeur zijn auto niet meer uitkomt en je maar moet zien hoe je de achterbak van zijn taxi open krijgt. Ook in de hotels geen gedoe over fooien. Beschaafd?
Overal in Tokyo lopen vrouwen alleen of in kleine groepjes rond. Volkomen veilig. Is de wijze waarop een land zijn vrouwen behandelt, ook een teken van beschaving? Japan bleek volkomen veilig. Je kunt overal naar toe, er zijn geen gebieden waar je ’s avonds niet naar toe zou moeten gaan, enzovoort. Zakkenrollers hoeft niet voor te worden gewaarschuwd. Er is een groot respect voor ‘mijn en dijn’.
Andere punten die opvielen, respectievelijk een uiting van beschaving kunnen zijn: door heel Tokyo heen, door deze enorme miljoenenstad met 15 miljoen inwoners, lopen voor de blinden over alle trottoirs gele geribbelde banen. Ze zijn in de stoeptegels verwekt. Ook bij de kruispunten. En niet alleen op de stations, zoals bij ons.
Er gaan van en naar Tokyo centraal station dagelijks 400 hoge snelheidslijnen. De gemiddelde vertraging van deze 400 treinen is dertig seconden op een dag.

Kortom, respectvol, vriendelijk, beschaafd, sophisticated, efficiënt, schoon, hardwerkend, klantgericht, een natuurlijke glimlach op het gezicht, op godsdienstig gebied tolerant, zo kan ik nog wel even doorgaan. Wat een land!

Een Reünie in Appenzell, Zwitserland

In 1981 studeerde ik voor een MBA het hele jaar aan de business school van Lausanne in Zwitserland. Tegenwoordig heet het instituut IMD, toen IMEDE.
Het was een zeer internationaal gezelschap waarin ik was terechtgekomen: in totaal zevenenveertig studenten, vijfentwintig nationaliteiten. Drie Nederlanders, twee Denen, twee Duitsers, een Fransman, twee Engelsen, een aantal Italianen, een Portugees, een aantal Zwitsers, een Israëliër, vijf Amerikanen, vijf Indiërs, iemand van Sri Lanka, Singapore, Maleisië, Brazilië, Argentinië, Uruguay, enzovoort. Niemand uit Africa overigens. Zeker niet uit Zuid-Afrika. Dat land werd in die tijd door zijn Apartheidsregime geboycot. Er was ook een politieke vluchteling bij, een voormalig Hongaar. In die tijd, voor de val van de muur, kon hij niet terug naar Hongarije. Nu is hij weer gewoon Hongaar.
Het was een intensief jaar en het schiep een band.
De band was zodanig dat we vervolgens elke vijf jaar bijeen kwamen, met uitzondering van het derde lustrum. Om de een of andere reden is het toen niet gelukt om het vijftien-jarig bestaan te vieren. Maar voor het overige neemt de intensiteit van de band vooral toe. Aanvankelijk waren de reünies in Lausanne zelf (1986, 1991 en 2001), daarna gingen we naar andere plaatsen: 2006 (vijfentwintig jaar) in Goa, India, 2008 in Budapest, in 2011, dertig jaar, in Lissabon, in 2012 in Kopenhagen en nu dit jaar in Appenzell, Zwitserland, vlakbij de stad Sankt Gallen in het oosten van Zwitserland.
Als gezegd, waren we met drie Nederlanders. Wij trokken tijdens het jaar zelf, maar ook daarna redelijk vaak met elkaar op, wat tot gevolg had dat we Dutch maffia werden genoemd. Dat werd deze keer versterkt omdat tijdens de reünie de eerste poule wedstrijd van het Nederlands Elftal voor het WK in Brazilië was, namelijk tegen Spanje. De wedstrijd was legendarisch, het werd immers tegen de verwachting in maar liefst 5-1 voor Nederland. Het gevolg was dat wij de helden van de reünie waren. Alsof we zelf deze prestatie hadden geleverd.
Niettemin is Appenzell een reisje waard: het is een klein Zwitsers kanton – eigenlijk zelfs een ‘half-kanton’, want het is opgedeeld in Appenzell Innerhoden en Appenzell Ausserhoden, in totaal niet meer dan zo’n 15.000 mesnen. Het heeft een prachtig en vriendelijk, lieflijk eigenlijk  berglandschap met eeuwenoude tradities, waaronder natuurlijk het jodelen. Daarnaast is Appenzell bekend om zijn democratische verschijningsvorm: eens per jaar wordt over lokale zaken op de Landsgemeindeplatz door middel van hand opsteken gestemd. Sinds 1990 mogen zeer tegen de zin van de mannen – want opgelegd door de federale overheid – ook vrouwen stemmen.

Volgend jaar gaan we naar Israël.

Het Terracotta-leger

De vorige blog over China ging over mijn spannende tweedaagse bezoek aan de Chinese stad Xian. 
 
De volgende morgen zou ik naar het Terracotta-leger gaan. Via het hotel was het me gelukt een Engelstalige tolk te organiseren. Hij leidde me rond in een van de opmerkelijkste vondsten en opgravingen van de vorige eeuw.
 
Op 29 maart 1974 stuitte een boer die een put aan het graven was, op een terracotta-soldaat. Er werd verder gegraven en met de opgravingen kwamen duizenden soldaten en paarden tevoorschijn. Een groot leger, dat de dode keizer in zijn onsterfelijkheid zou vergezellen. Geen enkel beeld is hetzelfde. Met de huidige technieken is het overigens nog niet verantwoord om zonder beschadiging het graf van de keizer met eventuele schatten op te graven. De kleuren van de beelden zijn tijdens de opgravingen door blootstelling aan de buitenlucht verloren gegaan. Er wordt gewerkt aan een oplossing om dit bij verdere opgravingen te voorkomen.

 
De geschiedenis is als volgt (bron: deels herschreven wikipedia – de foto’s zijn van mij):
 
Keizer Qin Shi Huangdi wist gedurende zijn relatief korte bewind, grote koninkrijken rondom een rivier in China te verenigen tot één rijk en wordt daarom gezien als de eerste keizer van China.
 
Bij de bouw van zijn mausoleum werden naar schatting zo’n 700.000 arbeiders ingezet, ruim twee keer zoveel als bij de Chinese Muur. Met de bouw werd reeds in het eerste jaar van Qin Shi Huangdi’s dynastie begonnen. Het is onderdeel van een ommuurd stuk land met talrijke gebouwen. Het mausoleum ligt als een paleis onder een grafheuvel, die nu 76 meter hoog is. Het graf moet toentertijd indrukwekkend zijn geweest. De grafheuvel, die oorspronkelijk 115 meter hoog was en begroeid met gras en bomen, werd omringd door tien tot twaalf meter dikke muren. Binnen deze muren stonden ooit tempels, zalen en bestuurlijke gebouwen. Het geheel besloeg meer dan tweeënhalve vierkante kilometer. Er zijn meer dan 400 putten met grafgeschenken opgegraven.




Het leger is geheel compleet, met alle rangen en standen, generaals , gewone soldaten en alles daar tussen in, boogschutters (geknield), paarden, vierspannen,enzovoort, enzovoort. 
 
 
Wonderbaarlijk genoeg is de tombe waarin Qin moet liggen nooit geopend. Volgens een beschrijving van de Chinese historicus Sima Qian, uit de eerste eeuw voor Christus, was het ontwerp van het graf bedoeld als een ondergrondse weergave van het heelal. Volgens deze historische bron is de bodem vormgegeven als een kaart van het Chinese rijk. De Gele Rivier, Yangtsekiang en de oceaan zouden zijn nagebootst in kwikzilver.
 
Qin geloofde dat het graf zijn paleis voor de eeuwigheid was en dat het leven onder de grond een vervolg werd van zijn leven op de aarde. Rond zijn tombe bevinden zich grafkamers met giften, die ervoor moesten zorgen dat zijn ziel in het hiernamaals gevoed en beschermd werd. Van de kleine honderd grafkamers zijn er nog maar enkele geopend. Er liggen nog ontelbare schatten onder de grond.
 
Door de eeuwen heen is het Terracotta-leger geleidelijk aan bedekt met een drie meter dikke zandlaag. Zo heeft het leger 2200 jaar onder de grond gelegen. De tand des tijds heeft ernstige schade heeft toegebracht, in die zin dat door verrotting van de houten plafonds van de ondergrondse gangen, het zand op de beelden is gevallen, waardoor ze zijn gebroken. Deels zijn ze weer in elkaar gezet.
 

 
 
De wapens die gevonden werden zijn nog steeds scherp. Dit komt waarschijnlijk door de oppervlaktebehandeling die de Chinezen hadden geperfectioneerd in hun tijd. De pijlpunten waren ook nog dodelijk op een andere manier. De punten werden gemaakt van een hoog percentage lood, als je niet dood ging door de pijl zelf dan werd je wel vergiftigd door het lood.

 



Tot slot is vermeldenswaardig dat aan het eind van de bouw van het graf de mensen die mee hadden geholpen levend in het ondergrondse paleis werden begraven, zodat geen van de geheimen zich konden openbaren.
 

 

 
Zoals ik al zei, werd ik rondgeleid in een van de opmerkelijkste vondsten en opgravingen van de vorige eeuw.
 

Een Avontuur In De Chinese Stad Xian

In 2011 ben ik voor de tweede keer in Beijing op bezoek geweest, bij een goede vriend van mij, Jacques. Ik had dat in 2008 ook al gedaan. Bij die gelegenheid was ik getuige van de bedrevenheid in de stad in verband met de aankomende Olympische Spelen, die dat jaar in augustus in Beijing gehouden zouden worden.   

Hier volgt de beschrijving van een bizar avontuur in een Chinees restaurant.
 
Jacques stelde voor dat ik dit keer tijdens mijn bezoek, dat ongeveer een week zou duren, ook naar de stad Xian zou gaan om daar het zogeheten Terracotta Army te bezichtigen. Dat heb ik gedaan. Met het vliegtuig erheen, vanuit Beijing. Dat is een uur of vier vliegen. Dan ben je midden in China. In Xian (spreek uit: shi-jaan), wordt geen Engels gesproken. In Beijing ook nauwelijks, maar omdat het een internationale stad is, net als Shanghai, kun je daar wel je weg vinden. In Xian helemaal niet. Nergens iets Engels te bekennen, alleen Chinese tekens.
 
Na aankomst naar het hotel. Ik gaf de taxichauffeur daartoe een kaartje met daarop de Chinese tekst van de naam van het hotel. Hotel Continental of zo. ’s Middags dacht ik te voet een ommetje te gaan maken. De buurt een beetje verkennen. Niet wetend of het een betrouwbaar deel van de stad was, ging ik op pad. Onderweg keek ik steeds naar oriëntatie punten, want straatbordjes lezen was voor mij geen optie. Gebouwen, bijzonderheden, een brommerwinkel, enzovoort. Zo liep ik m’n ommetje. De buurt bleek volkomen betrouwbaar. Niemand lette op mij, terwijl ik toch een echte Westerse verschijning was. Buitengewoon spannend.
 
s Avonds wilde ik met de taxi naar de Moslim wijk. Die was me aangeraden, vanwege de markt, de smalle winkelstraatjes en de bedrijvigheid daaromheen. Dat bleek niet gelogen. Vele, vele kraampjes, afgewisseld met restaurants, klein en groot. Er werd op straat gekookt. Na verloop van tijd overwon ik mijn zorg over mijn maaltijd en liep zo maar een restaurant binnen. English menu stond er veelbelovend bij de deur. Het was een soort fast food hel verlichte ruimte, maar dat gold voor alle restaurants. Gelukkig hadden ze plaatjes op het menu, want het Engels hielp niet echt. Ik begreep daar niets van. Ik wees iets aan en vroeg om Coca Cola. Dat begrepen ze. Een universeel begrip.
 
Terwijl ik op mijn bestelling zat te wachten, bood een een drietal Chinezen aan het tafeltje naast mij, mij met veel handgebaren en lichaamstaal hun etensresten aan. Moet je voorstellen, je zit in McDonalds en je buurtafeltje bied je de restanten van hun Big Mac aan. Ik nam het aan en begon voorzichtig met stokjes er wat van te eten, bezorgd om hun blijk van gastvrijheid en vriendelijkheid vooral niet af te wijzen.
Ik at er weinig van, want het stuitte me tegelijkertijd ook tegen de borst. Gelukkig kwam mijn eigen bestelling er snel aan, zodat de buren begrepen dat die voor mij prioriteit kreeg. Althans ik vond dat ze dat moesten begrijpen.

 

 

Of ben ik nou in de maling genomen en hebben ze zich rot gelachen?
 
In een volgende blog ga ik in op het bezoek aan het Terracotta-leger.

Eilandgevoel (deel 2 van 3): Vlieland

Het eilandgevoel heb ik al jaren. Ik schreef daar eerder ook al over (zie de blog over het Eilandgevoel, deel 1 van 3). Dat begon al toen ik zeven jaar oud was.

Ik ging samen met mijn twee jaar oudere zus, Marianne, op schoolkamp naar Vlieland. Met de bus over de Afsluitdijk naar Harlingen en vanaf daar met de veerboot naar het eiland. Zowel de busreis, de route over de Afsluitdijk, als de bootreis, staan mij nog helder voor de geest. Want ik vond het machtig spannend, de lange reis, voor het eerst zonder ouders, geen idee waar we heen zouden gaan. Er waren ook minder leuke kanten aan. Om dezelfde reden: voor het eerst zonder ouders. Ik was ook nog eens de jongste van het gezelschap. En zoals bekend, een jaar verschil op die leeftijd, voelt als een mensenleven.


We logeerden op Vlieland in de Vliehorst. 
De bus was geen luxe schoolreis touringcar maar een afgedankte lijnbus, je weet wel zo’n hele oude groene. Hij was veel te klein: we moesten uren met z’n drieën op een bankje voor twee personen zitten. Heel Noord-Holland door, geen snelweg te bekennen, dorpje na dorpje, zo realiseer ik me nu.


De Afsluitdijk was toen nog een gewoon dijkje met een smalle weg met van die klinkers erop, waar aan beide zijden de zee te zien was. Dat maakte het wel bijzonder: een weggetje met aan twee kanten de eindeloze, uitgestrekte zee. Ik had dat nog niet eerder meegemaakt. Ook was ik nog niet eerder op een schip geweest. Nu, na al die jaren, realiseer ik me dat het een hele kleine boot moet zijn geweest. Zie het fotootje. We voeren lange tijd gelijk op met de veerboot naar Terschelling. Op die veerboot stonden auto’s. Ik was diep onder de indruk: auto’s op een schip!

 
Van Vlieland zelf herinner ik me slechts een paar dingen. Het pittoreske dorpje met z’n gezellige bomen en winkeltjes.Ook het eindeloze strand.
 
Ook herinner ik me dat er zegge en schrijve slechts één auto op Vlieland stond. Een hele oude Volkswagen kever. Met zo’n heel klein gesplitst ovaal achteruitje. Hij stond naast de snackbar, waar ik voor het eerst van mijn leven zelf een zak frites van mijn zakgeld kocht: het kostte een kwartje.
 

Het eilandgevoel (1 van 3): wat is dat?

Ken je het eilandgevoel? Het eilandgevoel staat voor het bijzondere gevoel dat bijna iedere Nederlander overkomt op het moment dat hij of zij op een van de Waddeneilanden vaste voet aan wal zet. Het minst sterk is dit overigens het op Texel, want Texel is eigenlijk een extra stukje Noord-Holland. Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog daarentegen genereren dit gevoel onmiskenbaar.


Wat maakt deze eilanden zo bijzonder? Wat is dit voor een gevoel? Is het omdat je er met een veerboot naar toe vaart? Het feit dus dat je op een eiland bent en er niet van af kunt? Of de geringe omvang van de eilanden? De mensen, de toeristen, het koelere en drogere weer, de duinen, de zeehonden? Of het onvermijdelijke vakantiegevoel? De gezellige, knusse, dorpjes? De markante vuurtorens, zoals de Vuurduin op Vlieland of de eeuwenoude Brandaris op Terschelling? Of al die schepen die voor de kust op bijvoorbeeld het Stortemelk zijn vergaan en waarbij de spannende reddingsverhalen en het jutten naderhand de overhand kregen?
Iedereen zal wel zo z’n eigen gevoelens hierover hebben.
Laten we eens naar Vlieland kijken. En neem nou eens de rol van de veerboot die van en naar dat eiland vaart. Die neemt een centrale plaats in. Als de boot aankomt, langs vaart of vertrekt – je hoort dat van verre want hij toetert – blijven de mensen die hem kunnen zien, even staan. Allemaal kijken ze. Het is een event. Iedereen hoort de scheepshoorn en zegt of denkt: de boot! Het is net als bij mensen die naar een opstijgende op neerdalende helikopter kijken. Altijd bijzonder, altijd weer spannend. Op Vlieland komt de veerboot slechts drie keer op een dag, in de winter zelfs maar eenmaal.

Het autovrije dorp Oost-Vlieland is niet meer dan één lange, smalle straat met daarin zijn eeuwenoude huizen. Dat maakt het een heel bijzonder dorp. De huizen hebben allemaal hun eigen roemruchte verhaal. Zoals het ‘Armenhuis’, nu een heel goed restaurant. Terschelling heeft dit soort straatjes ook, maar het is groter, rumoeriger en heeft ook andere dorpen.
Overigens vind ik Ameland wat saai, in de zin dat alles wat uit elkaar ligt en Schiermonnikoog (Schier), ook autovrij, heeft z’n bekende hotel Van der Werff, tegenover hotel Bensdorff, wat een verhaal apart is en waardoor veel mensen Schier in hun hart sluiten.

Ik denk dat iedere geregelde eilandbezoeker zijn eigen ranking voor de Waddeneilanden maakt. In mijn geval staat Vlieland bovenaan. Het heeft een plekje in mijn hart. Maar snel daar achteraan komt Terschelling, op de tweede plaats.

Londen is een feest!

De eerste keer dat ik in Londen was, was in 1974. We lagen in de zomer met onze zeilboot in Zuid-Oost Engeland en namen vanwege het slechte weer de trein voor een dagje Londen. Mijn vader en ik.
De hele dag heb ik in Londen rondgelopen, helemaal naar de Tower Bridge en terug (dat er een metro was, had niemand mij verteld en ook kwam ik stom genoeg niet op het idee!). Niettemin ben ik blij bovengronds te zijn gebleven zodat ik alles van deze overweldigende stad als het ware kon ‘inademen’.
 
De tweede keer was in 1981 toen ik bij Shell solliciteerde en daarvoor gesommeerd werd naar het hoofdkantoor (Shell Centre) in Londen te komen.
 
Daarna, na bij Shell aangenomen te zijn, zijn er vele, vele keren zowel zakelijk als privé geweest. Als het zakelijk was, was het soms maar voor een dag. Waar ik m’n afspraak ook had en hoe druk het programma ook was, ik liep iedere keer toch ook even een rondje door de Streets Of London, om de wereldse en Londense sfeer met z’n speciale taxi’s en dubbledeckers te proeven.
 
De laatste keer was ik er met dochter Renée in december 2006. Dat was met haar de tweede keer. Zij had net in mei haar eindexamen gehaald en alsof dat niet genoeg was, deed ze tijdens de herfst in drie maanden in Utrecht ook nog eindexamen scheikunde en natuurkunde. Dat was nodig om haar studie te kunnen gaan doen. Als beloning gingen we met z’n tweeën een weekend naar Londen met als speciaal doel de Queen musical, We Will Rock You te gaan zien.
 
Zoals ik al zei, zakelijk en privében ik vele malen geweest. Zakelijk voor Shell en toenmalige ‘dochter’ Billiton. Privé onder andere met de kinderen. Ik nam ze elk apart mee toen ze twaalf waren en voordat ze naar de middelbare school gingen.
We bezochten de gebruikelijke bezienswaardigheden, zoals St. Pauls Cathedral, Piccadily Circus, Buckingham Palace, Covent Garden, The Big Ben, enzovoort. Rijden met de Underground, the tube, naar de beroemde warenhuizen, als Harrods en Fortnum & Mason. Dit laatste was vooral leuk voor mijn dochters want zij wilden vooral shoppen. Met mijn zoon Bart zijn we speciaal naar een aantal voetbal stadions gegaan: Arsenal en Wembley Stadium. Een belevenis!
Ook  zaten er altijd een of twee musicals in het pakket. We bezochten de prachtigste theaters. Ze deden me  denken aan de Koninklijke Schouwburg in Den Haag maar dan gezellig tussen de Engelsen. Zo zijn we naar The Phantom Of The Opera (Her Majesty’s Theatre) gegaan,  Starlight Express (Apollo Victoria), als gezegd, We Will Rock You (Dominium), Mama Mia (Prince of Wales Theatre) en nog een vele andere. Iedere keer was het een feest.
Dat is de conclusie: Londen is een feest!

Augustiner Bräustübl, Salzburg

In Salzburg heb je de zogeheten Augustiner Bräustübl. Dat is een voormalige abdij/brouwerij waar je inmiddels lekker bier kunt drinken. En lekkere hapjes kunt eten. Er komen uitsluitend lokale, echte Oostenrijkers, overwegend oudere mannen, met van die veertjes in hun hoeden. En een enkele vrouw. Het is een belevenis. Een echte Óostenrijkse belevenis.
Je komt binnen via de voormalige kloostertuin. De trap op en eenmaal binnen is het eerste dat je doet een bierpul pakken. Naar jouw maat, bijvoorbeeld een halve liter of een liter. Deze pul is nog leeg, welteverstaan. Vervolgens koop je bij de kassa een bon voor de inhoud. Daarna spoel je de pul eerst bij een fontein om, om daarna je bon achter de kassa in te leveren en met schuimend bier te laten vullen. Vervolgens loop je met je met bier gevulde pul naar een van de drie enorme zalen (er is onderscheid tussen roken en niet-roken) en ga je aan een van de lange tafels zitten, temidden van de talloze Oostenrijkers.
De Oostenrijkers zitten aan het eind van een kennelijk harde werkdag, hier gezellig uit te blazen, net als in een stamkroeg. Als gezegd, hier komen voornamelijk mannen, je ziet slechts een enkele vrouw.
In de gangen naar de zalen toe is het een drukte van belang, ook omdat daar talloze nissen zijn, waar je hapjes kunt kopen: kaas , worst, garnalen, een halve kip, gezouten brood, vleessalade, enzovoort.
En, we hadden geluk, die dag dat wij er waren, op die besneeuwde winterdag in januari, was er live muziek, für die Liebe Stammtisch Brüder Und -Schwestern, von der “Eisenbahner Tanzlmusi” und den “De Zwoa z’sammg’fundenen”. En het bier was voor de halve prijs! De hele middag en avond happy hour!
 
Gedurende ons verblijf in de Augustiner Bräustübl, liep er een pater langs de tafels. Hij gaf iedereen een hand, maakte een praatje en door naar de volgende. Ook voor ons, Nederlanders, had hij enkele vriendelijke woorden over.