Miscommunicatie is van alle tijden. Het volgende verhaal illustreert dat. Het is geen mop, maar een relaas over miscommunicatie. Het is géén racistisch verhaal. Of antisemitisch. Het is geschiedkundig.
Het speelt in het oude Rome in het jaar 440 na Christus.
De paus zetelt in Rome en wordt ondersteund door zijn kardinalen. Er wonen Joden in de stad en de kardinalen willen van deze mensen af. Antisemieten zijn het dus, die kardinalen. Zij gaan naar de paus en adviseren hem de Joden weg te sturen. Maar de rabbi is een vriend van de paus. Wat te doen? De paus verzint een oplossing. Hij stelt voor een debat te organiseren. De winnaar mag bepalen wat er met de Joden zal gebeuren. Hijzelf zal aan katholieke zijde het debat voeren.
De kardinalen zijn tevreden. Dit gaan ze winnen…
De paus roept zijn vriend de rabbi bij zich en vertelt van het komende debat en wat er op het spel staat. De rabbi keert somber gestemd naar zijn gemeenschap terug en vertelt wat er boven hun hoofd hangt en wat hen te doen staat. Hij vraagt om vrijwilligers. Wie wil met de paus debatteren? Niemand meldt zich. De rabbi is teneinde raad. Totdat tegen het eind van de bijeenkomst helemaal achter in de zaal iemand op staat en zich meldt. Het is Moshe. Iedereen is perplex. Moshe is een schlemiel. Hoe kan uitgerekend hij nou het debat winnen? Van de paus nog wel. Aangezien er niemand anders beschikbaar is, besluit men Mosche af te vaardigen.
Mosche vertrekt. Het enige dat hij meeneemt is een appeltje. Bij de Sint Pieter aangekomen belt hij aan en meldt zich voor het debat. De kardinalen gniffelen. De paus is onthutst.
‘Mosche,’ zegt hij. ‘Jij bent de schlemiel, hoe kun jij nou met mij debatteren?’
‘Men heeft míj gestuurd, paus’, antwoordt Mosche.
‘Goed dan’, zegt de paus, ‘ik zal je tegemoet komen Mosche. Jij mag de taal kiezen.’
Mosche kiest pantomime.
Ze gaan tegenover elkaar zitten. De paus maakt een grote zwaai met zijn rechter arm. Mosche doet dat ook, maar met zijn linkerarm. Vervolgens steekt de paus drie vingers op. Even later steekt Mosche één vinger op. Vervolgens pakt de paus wijn en brood. Hij breekt het brood en begint ervan te eten. Hij neemt een slok van de wijn. Mosche pakt zijn appeltje en neemt een hap. De paus stopt het debat en feliciteert Mosche met zijn overwinning.
Teneergeslagen keert hij naar de kardinalen terug en vertelt over zijn nederlaag.
‘Stel je voor,’ legt hij uit en hij herhaalt de erbij behorende gebaren. ‘Ik zeg tegen hem terwijl ik een zwaai met mijn rechterarm maak: God schiep hemel en aarde. Moshe antwoordt en hij maakt een zwaai met zijn linkerarm: maar de mens moet het op aarde doen. Ik zeg, terwijl ik drie vingers in de lucht steek: er is een drieëenheid: de Vader, de Zoon en de heilige Geest, waarop hij antwoordt door één vinger op te steken: maar er is maar één God! Toen bracht ik het heilige sacrament in, wijn voor het bloed van Christus en brood, Zijn lichaam. Ik neem een hap van het brood en een slok van de wijn. En wat antwoordt hij? De zondeval, want hij eet van de appel! Toen moest ik mij gewonnen geven.’
Moshe daarentegen vertelt opgetogen over zijn overwinning, ook met de daarbij behorende gebaren.
“Eerst zegt de paus: alle joden de stad uit. Ik antwoord: komt niets van in! De paus zegt: je krijgt drie dagen, ik antwoord: maar er gaat er geen één! Toen ging hij lunchen en dus pakte ik mijn appeltje…