Tijdens de memorabele vaartocht met mijn vader van Nederland naar Engeland in 1969 gebeurde er niet alleen wat ik in twee eerdere Near Misses besprak (we voeren met grote snelheid bijna op een boei – Near Miss 1 – en we verdwaalden op het Kanaal – Near Miss 3. Er gebeurde tijdens die tocht nog een bijna ongeluk. Tijd voor Near Miss 5 dus (zie voor de linkjes, onderaan deze blog).
Niet de eerste keer…
Het was niet de eerste keer dat we naar Engeland zeilden, maar echt ervaren kon je ons niet noemen. We voeren van Muiden naar IJmuiden, vervolgens naar Breskens, de dag erop naar Oostende. Weer een dag later waagden we de oversteek. Het plan was om naar Ramsgate te zeilen, een plaatsje waarvan we van het vorige jaar wisten dat het gezelliger was dan Dover. De tocht zou, afhankelijk van de wind, zo’n tien á twaalf uur duren. Gegeven het tij moesten we zodanig laat vertrekken dat het bij aankomst al donker zou zijn.
Het zeegat uit, de zeegang in…
We gingen ‘op pad’, het zeegat uit, de zeegang in. De tocht verliep voorspoedig. Tegen de tijd dat we weer land in zicht hadden (the white cliffs of Dover) was het inderdaad al aan het schemeren. We wisten niet goed waar we waren, maar we konden de kust en Ramsgate zien liggen.
The Goodwin Sands
We zeilden langs de ondiepe gronden van de Goodwin Sands en om er heelhuids voorbij te komen met in die tijd weinig tot geen navigatiemiddelen, was het van belang de sporadische boeien en lichtschepen goed in de gaten te houden en te peilen. Op enig moment hadden we het lichtschip South Goodwin ‘in de peiling’. Desondanks zijn we op de Goodwin Sands terecht zijn gekomen, want plotseling voelden we bodem van de zee tegen het schip aan bonken, zodanig hard dat we ons rot schrokken. Enorme schokken. Terwijl ik dit schrijf, voel ik ze als het ware nog. Mijn vader riep tegen mij dat ik maar alvast de bijboot op het dek los moest gaan maken, met andere woorden, we zouden vergaan, zo erg waren de klappen. Ik ging aan de slag. Intussen gooide mijn vader het roer om, wat wij achteraf meenden dat onze redding was. We kwamen kennelijk in dieper water, want na enige tijd stopte het gebonk. Met een grote boog zeilden we om, waar we dachten dat de ondiepten waren, heen.
Wachtlopen
Bij de kust aangekomen en nog steeds wat geschrokken en bleek om de neus, konden we door de veelheid aan lichten de haveningang niet ontdekken. We voeren wat heen en weer maar gezien de eerdere ervaring van die avond op de gronden van Goodwin, durfden we niet teveel voor de kust buiten de diepe wateren te varen. Er was geen beginnen aan, we konden de havenlichten niet van alle andere onderscheiden. We besloten voor anker te gaan en de volgende morgen zodra het licht zou worden alsnog naar de haven te varen. Aldus geschiedde. We liepen wacht, ieder van ons twee uur. We waren met z’n drieën dus na zes uur waren we er doorheen. We voeren moeiteloos de haven binnen.