Wat zijn dit voor vragen? Vraag 3 van 6: blijven we vooruitgaan?

Van de zomer viel mijn oog op een terugkerend artikel uit De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen ook eens beantwoorden. Steeds één per blog.
Hier volgt de derde Volkskrant vraag.
Vraag 3: Blijven we altijd vooruitgaan? Of hebben onze kinderen en kleinkinderen het minder goed dan wij?

Bij deze vraag is het eerste dat mij te binnen schiet, ontbossing. Onder andere door ontbossing zouden onze kinderen het wel eens minder goed kunnen krijgen dan wij. En zeker onze kleinkinderen.

Ontbossing is zo’n issue – er zijn er veel meer – waarbij nadrukkelijk de vooruitgang en de kosten van vooruitgang naar voren komen. Als tegenstelling. De nieuwe generatie zal nog veel meer dan wij al trachten, in het reine met deze tegenstelling moeten zien te komen. Vooruitgang is prima, onvermijdelijk en zelfs prettig, maar de kosten zijn hoog.
Ik herinner me toen ik bij Shell werkte dat we met lange termijn scenario’s werkten. Door het hele bedrijf heen werd met dezelfde optimistische, pessimistische en midden scenario’s gewerkt. Vooral bij het doen en evalueren van investeringen, het gebied waar ik werkte. In de Shell scenario’s werd gewerkt met een wereld mét vooruitgang én zonder. Het ene scenario had hoge kosten, voor milieu en vanwege wat we tegenwoordig duurzaamheid noemen.

 
Het andere scenario, dus weinig vooruitgang, had veel lagere kosten. Ik herinner me nog heel goed dat de man die het presenteerde, zei, dat de ene wereld niet noodzakelijkerwijs slechter zou zijn dan de andere. Die van vooruitgang heeft hoge kosten en daarmee is het contrast groter, wat betekent dat het moeilijker – vooral politiek – is te managen. Maar beide zijn denkbaar en aanvaardbaar.


Terug naar de vraag: zullen we blijven vooruitgaan? Ja, is mijn antwoord, of beter, ja, dat zal gebeuren. Of onze kinderen en kleinkinderen het daardoor minder goed krijgen is niet de juiste vraag, denk ik. Ik meen dat het eerder een kwestie is van het managen van de hoge kosten waarmee de vooruitgang gepaard gaat: zien wij en daarna onze kinderen en kleinkinderen kans de kosten in brede zin in de hand te houden, door bereid te zijn in duurzaamheid te investeren. Zijn wij en daarna zij niet bereid die kans te pakken, dan hebben vooral zij het – materieel – beter maar worden ze van alle kanten door de negatieve effecten bedreigd. Dan wordt de An Inconvient Truth van Al Gore (toch) (nog) waarheid.

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 2 van 6: komt er ooit nog oorlog?

Van de zomer viel mijn oog op een terugkerend artikel uit De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen ook eens beantwoorden. Steeds één per blog.
Hier volgt de tweede Volkskrant vraag.
Vraag 2: Komt er ooit nog oorlog in Europa? Waarom wel/niet?
Wat is oorlog?
Het antwoord hangt van de definitie van oorlog af. Zoals het hier vermoedelijk is bedoeld, in de traditionele Tweede Wereldoorlog-zin, meen ik van niet. Het lijkt mij in die zin niet meer mogelijk. In ieder geval niet in West-Europa. We zijn het ontgroeid. We zijn volwassener geworden. Hoe zit dat?
Carl von Clausewitz
Het militair-strategische boek van de Duitse generaal Carl von Clausewitz (1780-1831), Vom Kriege, vertelt mij, dat oorlog door de eeuwen heen een politiek middel was om doelen te bereiken. Het boek kent als beknopte conclusie de beroemde stelling: “Oorlog is de voortzetting van politiek met andere middelen”. Waar de gebruikelijke middelen van de buitenlandse politiek falen, blijft de oorlog als enig machtsmiddel over, zo meent Von Clausewitz.
De ‘blokken’
Tot na de Tweede Wereldoorlog lagen de verhoudingen zo. Daarna kwam echter de Koude Oorlog. Tot een rechtstreeks treffen tussen de ‘blokken’ (het Westen en het Oostblok) kwam het niet. De risico’s van dit ‘politieke middel’ werden inmiddels te groot geacht. Lokale oorlogen werden nog wel gevoerd. De blokken waren daar politiek, financieel en soms militair bij betrokken. Denk aan Berlijn, Korea, Vietnam en de oorlogen in Afrika.
Ontwikkeling in de strijd
Ook zou je kunnen zeggen, als je de geschiedenis en de ontwikkeling van de mensheid bekijkt, dat er aanvankelijk alleen lokale strijd was. Mens tegen mens, stam tegen stam, vervolgens graafschap tegen graafschap (denk aan de Hoekse en Kabeljauwse twisten), daarna land tegen land, weer later groepen landen tegen een andere groepen landen (denk aan de geallieerden). Deze laatste vorm was tijdens de Tweede Wereldoorlog het geval. Na de oorlog volgden werelddelen tegen werelddelen (de ‘blokken’).

Allen tegen allen
De vraag is waar dit eindigt of wat de volgende stap in deze ontwikkeling zal zijn? In de literatuur kunnen we lezen dat hierna een strijd ‘van allen tegen allen’ volgt.
(Zie ook: http://www.parlement.com/id/vivadrmohaln/thomas_hobbes en
 http://ridzerdvandijk.wordpress.com/tag/oorlog-allen-tegen-allen/). Daar zijn wij nu, meen ik, aangekomen. Maar dan wel in mijn interpretatie: een strijd van allen tegen allen, is niet een echte oorlog, met legers en veldslagen, maar een dreiging, bijvoorbeeld van het terrorisme zoals we dat inmiddels kennen. Er ontstaan cellen, soms in onze eigen omgeving, die ondernemen actie om hun eigen, vaak ideologische redenen. En men vindt daarbij zelf ook vaak de dood. Je weet niet waar, niet wanneer, niet door wie en niet tegen wie.

Is er hoop?
Ik meen van wel. Kosmisch gezien zijn we bij het tijdperk Aquarius aanbeland. In de jaren zestig werd dat reeds bezongen in de musical Hair. Kenmerkend voor dit tijdperk is onder meer dat de mens er achter komt dat we allemaal van dezelfde bron afstammen, dat we één geheel zijn. En dat betekent dat als je iets van iemand afneemt, je dat in feite van jezelf afneemt. Dat geldt voor diefstal, maar ook voor oorlogen en pijn. Doe je iemand pijn, dan doe je jezelf pijn. Er is hoop, omdat men dit geleidelijk zal gaan doorzien. Strijd tegen iemand, is in feite dus een strijd tegen jezelf!

Het Terracotta-leger

De vorige blog over China ging over mijn spannende tweedaagse bezoek aan de Chinese stad Xian. 
 
De volgende morgen zou ik naar het Terracotta-leger gaan. Via het hotel was het me gelukt een Engelstalige tolk te organiseren. Hij leidde me rond in een van de opmerkelijkste vondsten en opgravingen van de vorige eeuw.
 
Op 29 maart 1974 stuitte een boer die een put aan het graven was, op een terracotta-soldaat. Er werd verder gegraven en met de opgravingen kwamen duizenden soldaten en paarden tevoorschijn. Een groot leger, dat de dode keizer in zijn onsterfelijkheid zou vergezellen. Geen enkel beeld is hetzelfde. Met de huidige technieken is het overigens nog niet verantwoord om zonder beschadiging het graf van de keizer met eventuele schatten op te graven. De kleuren van de beelden zijn tijdens de opgravingen door blootstelling aan de buitenlucht verloren gegaan. Er wordt gewerkt aan een oplossing om dit bij verdere opgravingen te voorkomen.

 
De geschiedenis is als volgt (bron: deels herschreven wikipedia – de foto’s zijn van mij):
 
Keizer Qin Shi Huangdi wist gedurende zijn relatief korte bewind, grote koninkrijken rondom een rivier in China te verenigen tot één rijk en wordt daarom gezien als de eerste keizer van China.
 
Bij de bouw van zijn mausoleum werden naar schatting zo’n 700.000 arbeiders ingezet, ruim twee keer zoveel als bij de Chinese Muur. Met de bouw werd reeds in het eerste jaar van Qin Shi Huangdi’s dynastie begonnen. Het is onderdeel van een ommuurd stuk land met talrijke gebouwen. Het mausoleum ligt als een paleis onder een grafheuvel, die nu 76 meter hoog is. Het graf moet toentertijd indrukwekkend zijn geweest. De grafheuvel, die oorspronkelijk 115 meter hoog was en begroeid met gras en bomen, werd omringd door tien tot twaalf meter dikke muren. Binnen deze muren stonden ooit tempels, zalen en bestuurlijke gebouwen. Het geheel besloeg meer dan tweeënhalve vierkante kilometer. Er zijn meer dan 400 putten met grafgeschenken opgegraven.




Het leger is geheel compleet, met alle rangen en standen, generaals , gewone soldaten en alles daar tussen in, boogschutters (geknield), paarden, vierspannen,enzovoort, enzovoort. 
 
 
Wonderbaarlijk genoeg is de tombe waarin Qin moet liggen nooit geopend. Volgens een beschrijving van de Chinese historicus Sima Qian, uit de eerste eeuw voor Christus, was het ontwerp van het graf bedoeld als een ondergrondse weergave van het heelal. Volgens deze historische bron is de bodem vormgegeven als een kaart van het Chinese rijk. De Gele Rivier, Yangtsekiang en de oceaan zouden zijn nagebootst in kwikzilver.
 
Qin geloofde dat het graf zijn paleis voor de eeuwigheid was en dat het leven onder de grond een vervolg werd van zijn leven op de aarde. Rond zijn tombe bevinden zich grafkamers met giften, die ervoor moesten zorgen dat zijn ziel in het hiernamaals gevoed en beschermd werd. Van de kleine honderd grafkamers zijn er nog maar enkele geopend. Er liggen nog ontelbare schatten onder de grond.
 
Door de eeuwen heen is het Terracotta-leger geleidelijk aan bedekt met een drie meter dikke zandlaag. Zo heeft het leger 2200 jaar onder de grond gelegen. De tand des tijds heeft ernstige schade heeft toegebracht, in die zin dat door verrotting van de houten plafonds van de ondergrondse gangen, het zand op de beelden is gevallen, waardoor ze zijn gebroken. Deels zijn ze weer in elkaar gezet.
 

 
 
De wapens die gevonden werden zijn nog steeds scherp. Dit komt waarschijnlijk door de oppervlaktebehandeling die de Chinezen hadden geperfectioneerd in hun tijd. De pijlpunten waren ook nog dodelijk op een andere manier. De punten werden gemaakt van een hoog percentage lood, als je niet dood ging door de pijl zelf dan werd je wel vergiftigd door het lood.

 



Tot slot is vermeldenswaardig dat aan het eind van de bouw van het graf de mensen die mee hadden geholpen levend in het ondergrondse paleis werden begraven, zodat geen van de geheimen zich konden openbaren.
 

 

 
Zoals ik al zei, werd ik rondgeleid in een van de opmerkelijkste vondsten en opgravingen van de vorige eeuw.
 

Wat zijn dit voor vragen? Vraag 1 van 6: zorgwekkende ontwikkeling.

Van de zomer viel mijn oog op een terugkerend artikel in De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen zelf ook eens beantwoorden. Ik doe dat steeds één per blog.

Hier volgt de eerste Volkskrant vraag.

Over welke ontwikkeling maakt u zich het meeste zorgen?

Wat het eerste bij mij opkomt is de toenemende bureaucratie. Er zijn natuurlijk nog wel meer zorgen, zoals oorlog, terrorisme, martelingen, ontbossing, enzovoort. Maar ik wil het even hebben over wat het eerste in me opkomt.

Ik vind het zorgwekkend wat er allemaal aan regels wordt bedacht en hoe ze worden toegepast. Waar dan ook en door wie dan ook. En dan heb ik het nog niet over de vervolgens elkaar tegensprekende regels. Via mijn kinderen heb ik te maken met de regels voor het volgen van universitaire studies. Je weet niet wat je meemaakt: de brei aan regels is als een tsunami. Iemand die daarin goed de weg weet, heeft succes. En vervolgens wordt er over die regels en procedures alleen maar gemaild, inclusief de daarbij behorende fouten en miscommunicatie. Er is geen persoonlijk contact. Voortdurend komen er zodoende andere mensen aan het woord. Dat betekent dat bovenop al deze regels ook nog eens een zorgelijk communicatie issue aan het ontstaan is, om maar te zwijgen over de begripsverwarring.


Bovendien is dit een zorgelijke ontwikkeling omdat het wantrouwen in de hand werkt, respectievelijk vergroot. Men vertrouwt gezagdragers niet meer, de claimcultuur wordt in de hand gewerkt.

Onderwijs is dus zo’n voorbeeld. Docenten raken overwerkt, niet zozeer door de druk die lesgeven met zich meebrengt, die is immers van alle tijden, nee, het omgaan met de regeldruk is de belastende factor.

Op talloze andere gebieden is regelgeving ook alom aanwezig of in aantocht: de regelgeving over pensioenen, met alle onbegrip, starheid en soms gewoonweg domheid van dien. Hoe kun je over een ingewikkeld onderwerp als pensioenen communiceren, als er tegelijkertijd wordt geëist dat bepaalde juridische teksten dienen te worden gehanteerd?  Zomaar een voorbeeld. Waarin sprake van tegenspraak is. Toezichthouders schrijven van alles voor, risicomijdend en bang als ze zijn. Ik heb daar al eens eerder een blog aan gewijd.



Wat dacht je van de regelgeving uit ‘Europa’? Europa en de Europese Unie zijn wat mij betreft een prima idee, het vermijden van oorlog, het bevorderen van de economie, ik sta daar helemaal achter. Maar graag zonder de bureaucratie. Wie had kunnen bedenken dat deze tomeloze bureaucratie zou ontstaan. Een bureaucratie waar niemand iets aan schijnt te kunnen doen, de machthebbers accepteren het, stimuleren het zelfs. Het effect is dat de burger zich langzaam maar zeker van Europa afkeert en dat het oorspronkelijke grootse idee, één verenigd Europa, teloor gaat.

Praten met mijn vriend de zee

Je kent het wel, van die mensen die met bomen praten. Prinses Irene deed dat, bijvoorbeeld, onder meer in Zuid Afrika. Er werd en wordt vaak heel neerbuigend over gedaan, maar bij mij heeft het altijd een snaar geraakt. Ik vind het wel interessant. Ook ik heb een ervaring waarin míj zoiets overkwam.

Het was 2001. Op een goede dag stond ik aan de vloedlijn van het Scheveningse strand. Ik ben altijd gefascineerd geweest door de zee, in meerdere opzichten. Ik heb in een eerdere blog daar al eens over geschreven.  Het was een doordeweekse dag, niemand in de buurt.


Terwijl ik aan de vloedlijn stond, kwam de zee op me af. Aan rollende golven. Ik bedacht me dat als ik nou eens precies op de vloedlijn zou gaan staan, de zee me zou omspoelen zonder me nat te maken. Heb vertrouwen, dacht ik.


Zo stond ik dus aan de vloedlijn en zei tegen de zee: “ik groet je, zee”. Bij wijze van wedergroet kwam de zee inderdaad op me af met van die uitrollende golfjes en omspoelde me zoals ik had verwacht, maar zonder mijn voeten nat te maken. In mij klonk door: “dat is nou vertrouwen. Dit is een geschenk”.
“En ik schenk je liefde en schoonheid”, zei ik.

Ik voelde duidelijk dat ik hier niet zelf aan het woord was, maar dat er een dialoog gaande was die zich op een ander niveau afspeelde. Ik was verbijsterd. Ik bleef staan. De zee rolde opnieuw naar me toe en omspelde me nogmaals zonder me nat te maken. Een enorm gevoel van blijdschap ‘overspoelde’ me.

Even later stond ik daar nog steeds, de zee kwam aanrollen, omspoelde me en stroomde fors over mijn voeten en enkels heen. Kletsnat werd ik en ik sprong weg, te laat. Vertrouwen is goed, dacht ik, maar je moet het niet te gek maken.

Ik ben daarna op mijn mindere momenten steeds naar de zee teruggegaan en kwam er gesterkt van terug. Mooi hè?

Een Avontuur In De Chinese Stad Xian

In 2011 ben ik voor de tweede keer in Beijing op bezoek geweest, bij een goede vriend van mij, Jacques. Ik had dat in 2008 ook al gedaan. Bij die gelegenheid was ik getuige van de bedrevenheid in de stad in verband met de aankomende Olympische Spelen, die dat jaar in augustus in Beijing gehouden zouden worden.   

Hier volgt de beschrijving van een bizar avontuur in een Chinees restaurant.
 
Jacques stelde voor dat ik dit keer tijdens mijn bezoek, dat ongeveer een week zou duren, ook naar de stad Xian zou gaan om daar het zogeheten Terracotta Army te bezichtigen. Dat heb ik gedaan. Met het vliegtuig erheen, vanuit Beijing. Dat is een uur of vier vliegen. Dan ben je midden in China. In Xian (spreek uit: shi-jaan), wordt geen Engels gesproken. In Beijing ook nauwelijks, maar omdat het een internationale stad is, net als Shanghai, kun je daar wel je weg vinden. In Xian helemaal niet. Nergens iets Engels te bekennen, alleen Chinese tekens.
 
Na aankomst naar het hotel. Ik gaf de taxichauffeur daartoe een kaartje met daarop de Chinese tekst van de naam van het hotel. Hotel Continental of zo. ’s Middags dacht ik te voet een ommetje te gaan maken. De buurt een beetje verkennen. Niet wetend of het een betrouwbaar deel van de stad was, ging ik op pad. Onderweg keek ik steeds naar oriëntatie punten, want straatbordjes lezen was voor mij geen optie. Gebouwen, bijzonderheden, een brommerwinkel, enzovoort. Zo liep ik m’n ommetje. De buurt bleek volkomen betrouwbaar. Niemand lette op mij, terwijl ik toch een echte Westerse verschijning was. Buitengewoon spannend.
 
s Avonds wilde ik met de taxi naar de Moslim wijk. Die was me aangeraden, vanwege de markt, de smalle winkelstraatjes en de bedrijvigheid daaromheen. Dat bleek niet gelogen. Vele, vele kraampjes, afgewisseld met restaurants, klein en groot. Er werd op straat gekookt. Na verloop van tijd overwon ik mijn zorg over mijn maaltijd en liep zo maar een restaurant binnen. English menu stond er veelbelovend bij de deur. Het was een soort fast food hel verlichte ruimte, maar dat gold voor alle restaurants. Gelukkig hadden ze plaatjes op het menu, want het Engels hielp niet echt. Ik begreep daar niets van. Ik wees iets aan en vroeg om Coca Cola. Dat begrepen ze. Een universeel begrip.
 
Terwijl ik op mijn bestelling zat te wachten, bood een een drietal Chinezen aan het tafeltje naast mij, mij met veel handgebaren en lichaamstaal hun etensresten aan. Moet je voorstellen, je zit in McDonalds en je buurtafeltje bied je de restanten van hun Big Mac aan. Ik nam het aan en begon voorzichtig met stokjes er wat van te eten, bezorgd om hun blijk van gastvrijheid en vriendelijkheid vooral niet af te wijzen.
Ik at er weinig van, want het stuitte me tegelijkertijd ook tegen de borst. Gelukkig kwam mijn eigen bestelling er snel aan, zodat de buren begrepen dat die voor mij prioriteit kreeg. Althans ik vond dat ze dat moesten begrijpen.

 

 

Of ben ik nou in de maling genomen en hebben ze zich rot gelachen?
 
In een volgende blog ga ik in op het bezoek aan het Terracotta-leger.

Ons strafrecht

Ik keek laatst naar De Wereld Draait Door en daar zaten twee advocaten die Robert M tijdens zijn proces hadden bijgestaan en verdedigd. Je weet wel, Robert M is die superpedofiel die het grootste kindermisbruik ooit op zijn naam heeft weten te krijgen. Verschrikkelijk!


De vraag aan de twee advocaten was, hoe ze dat hadden kunnen doen, zo’n verdediging. Hoe stonden ze daarin, hoe gingen ze te werk en vooral, hoe was het om urenlang naar de beelden van kindermisbruik te kijken.

Dat viel allemaal niet mee, zo vertelden ze. Vooral het zien van de beelden was ronduit erg, maar moest in het kader van de verdediging wel gebeuren. Dat hoort er nou eenmaal bij, zo zeiden ze.

Wat ook erg lastig voor hen was, waren de hate-mails en -voicemails. Ook dat hoort er bij. Ze zijn professionals en doen hun werk.

Erg verkwikkend was het allemaal niet. De hate-mails zijn een uiting van onmacht en onbegrip. Wat mij het meeste dwars zit is, dat ondanks het feit dat Robert M en zijn trawant schuld bekennen, deze professionals proberen vrijspraak te bewerkstelligen. Ze stelden dat het hun plicht is. De wet schrijft het voor. Dat klopt ook wel, ons strafrecht is van oudsher altijd op de bescherming van de verdachte gericht geweest en niet op het slachtoffer.
Je zou verwachten dat toepassing van het strafrecht in het geval van een bekentenis een andere weg inslaat. Iedereen heeft recht op een goed en fair proces, niets mis mee, sterker, het is een van de hoekstenen van een beschaafde, democratische samenleving. Dus ook de Robert M’s van deze wereld hebben dat recht. Maar als hij bekent, zou het naar mijn idee niet meer over vrijspraak moeten gaan, maar over het proces zelf: hoe is hij tot zijn bekentenis gekomen, hoe wordt hem zijn straf opgelegd en hoe zit het met de uitvoering daarvan. Tot vrijspraak kan het niet meer leiden, ervan uitgaande dat de bekentenis volgens de regels is verlopen.
Fouten mogen daarbij niet gemaakt worden, de dagvaarding moet kloppen, de bekentenis mag niet op valse gronden of ondeugdelijk zijn verkregen, ter zitting kunnen rechters eventueel gewraakt worden, enzovoort. Maar het eindresultaat staat vast: er volgt hoe dan ook een veroordeling. Een fout, hoe groot of klein ook, kan nimmer tot vrijspraak leiden, bij iemand die volledig en volgens de regelen der kunst bekend heeft. De bekentenis van een misdrijf dat zo’n maatschappelijk effect sorteert. Zo’n collectieve uitbraak van walging en afschuw: dat dit heeft kunnen gebeuren. Dat zulke mensen bestaan. Wraak mag hierbij niet de drijfveer zijn, maar de bescherming van de bevolking. Bescherming tegen iemand die zo ziek is.
En wat zeggen deze advocaten? Wij zijn professionals. Het is onze taak, zelfs onze plicht om bij een fout, ook al is het slechts een procedurele, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging te eisen.
Stel nou dat er inderdaad een fout door de rechter is geconstateerd. De advocaten hebben succes: er volgt vrijspraak. Gaat dan de vlag op het desbetreffende advocatenkantoor uit? Vloeit de champagne rijkelijk? Komt op het kantoor CV te staan: met succes vrijspraak verkregen voor super kindermisbruiker Robert M?
Er is iets mis met ons strafrecht.

Eilandgevoel (deel 3 van 3): Avonturen

Al twee eerdere bloggen schreef ik over het eilandgevoel (zie de blog over het Eilandgevoel, deel 1 en 2 van 3). Het is echt iets bijzonders.
De vorige bloggen over dit onderwerp gingen over het eilandgevoel zelf en wat ik als kind op Vlieland had meegemaakt. Nu gaat het over de avonturen die ik er beleefde, vanuit de watersport en vooral op en rondom Vlieland.
Zo kwam ik met mijn vader, mijn oudere zus, Marianne en onze zeilboot vanuit Terschelling naar Vlieland gezeild en lagen er vervolgens enkele dagen verwaaid. Mijn moeder en jongere zus, Dorine, waren op Terschelling achtergebleven. Door de harde wind konden we niet meer terug. We hadden geen enkel contact meer. Dagenlang zou dat zo blijven. Het was 1966.
Jaren later beleefde ik vakantie op Vlieland met mijn eigen jonge gezin. We verbleven in het toen nog rustieke en romantische oorspronkelijke Strandhotel, inmiddels een modern conferentieoord. Het autovrije Vlieland is immers ideaal voor kinderen. Het was 1989.
Uiteindelijk kwam ik er met mijn eigen boot, een platbodem, zeer geschikt voor de Waddenzee. We beleefden door de jaren heen het ene na het andere spannende avontuur, zoals met harde wind niet de haven in kunnen, omdat hij vol was. Er was een ketting voor de ingang gespannen. We werden gedwongen op de rede van Oost-Vlieland aan lagerwal voor anker te gaan: geen pretje!
Of, toen we weer eens op de rede van Vlieland drooggevallen lagen, de wind opstak en, nadat het water was teruggekeerd, het anker begon te krabben en we midden in de nacht alsnog de haven moesten opzoeken om te vermijden dat we tegen de dijk zouden worden geslagen. De kinderen zaten met angstige gezichtjes in de kajuit. We hoorden de een vragen “zinken we?” “Nee”, zei een ander, “we zitten al op de bodem!”
Uren later, veilig in de haven langszij een visserschip, vierden we met een glaasje Schippersbitter om vier uur ’s nachts de goede afloop. Het was 2002.
En wat te denken van die keer dat we midden in de haveningang, bekend om z’n sterke stroming, een stootkussen verloren. Beschamend! Het stootkussen wel opgepikt natuurlijk.
Zo kan ik nog wel even doorgaan. Bijvoorbeeld, dat we bij vertrek uit de haven een kind bleken te zijn vergeten dat nog op de kade stond. Hij bleek ‘nog even naar de wc te zijn gegaan’! Het was 2005.

Woman Only

Onlangs had ik weer eens een verwonderpunt. Wat was het geval?
Langs de snelweg op een parkeerplaats stond het bord ‘woman only’. Het was bij Hajé restaurant langs de A6, iets voorbij Almere.
Je weet wel, iets verderop heb je de Noordoostpolder, met daarin het eiland Schokland. Daar heb ik wel eens over geblogd. Dat geheel terzijde.
Wat is dat nu voor een bord, vroeg ik mij af? ‘Woman Only’. Ik zag het bord toen ik op die parkeerplaats met mijn dochter, Renée, een stop maakte. We gingen in het wegrestaurant even een tosti eten. Het was midden op de dag, er stond niemand, net zoals ook zo vaak het geval is bij invalidenparkeerplaatsen. Dat laatste vind ik overigens oké. Maar dit kwam wel wat raar over: ‘woman only’. En waarom in het Engels?
Mijneerste reactie was dat dit discriminerend is: hoe kun je vrouwen nou anders behandelen? Navraag bleek op te leveren dat het om ’s nachts zou gaan. De parkeerplaats is het dichtst bij het restaurant gelegen. Net zoals overigens die voor de invaliden. Ook al niet zo’n fijn idee. Om daarmee op een hoop te worden gegooid.
Het idee bleek te zijn, dat ’s nachts vrouwen, door op deze voor hen gereserveerde parkeerplaats te parkeren, het restaurant veiliger kunnen bereiken. Ze moeten nog steeds een stuk lopen, hoor. Want de parkeerplaatsen zijn door de lokale omstandigheden ter plaatse niet direct naast het restaurant gelegen. Dus de risico’s blijven aanwezig. 
 
Ennu komt het: ’s nachts is het restaurant gesloten!
Hoe dan ook, overdag is zo’n speciale parkeerplaats voor vrouwen niet nodig. En onnodig betuttelend. Iedereen zou op die plaats moeten kunnen staan.
Volgendevraag, hoe dwing je dit af? Staat op de auto ergens een teken, deze auto is van een vrouw? Liggen misschien schoenen met hoge hakken (stiletto’s) op de bank?

Eilandgevoel (deel 2 van 3): Vlieland

Het eilandgevoel heb ik al jaren. Ik schreef daar eerder ook al over (zie de blog over het Eilandgevoel, deel 1 van 3). Dat begon al toen ik zeven jaar oud was.

Ik ging samen met mijn twee jaar oudere zus, Marianne, op schoolkamp naar Vlieland. Met de bus over de Afsluitdijk naar Harlingen en vanaf daar met de veerboot naar het eiland. Zowel de busreis, de route over de Afsluitdijk, als de bootreis, staan mij nog helder voor de geest. Want ik vond het machtig spannend, de lange reis, voor het eerst zonder ouders, geen idee waar we heen zouden gaan. Er waren ook minder leuke kanten aan. Om dezelfde reden: voor het eerst zonder ouders. Ik was ook nog eens de jongste van het gezelschap. En zoals bekend, een jaar verschil op die leeftijd, voelt als een mensenleven.


We logeerden op Vlieland in de Vliehorst. 
De bus was geen luxe schoolreis touringcar maar een afgedankte lijnbus, je weet wel zo’n hele oude groene. Hij was veel te klein: we moesten uren met z’n drieën op een bankje voor twee personen zitten. Heel Noord-Holland door, geen snelweg te bekennen, dorpje na dorpje, zo realiseer ik me nu.


De Afsluitdijk was toen nog een gewoon dijkje met een smalle weg met van die klinkers erop, waar aan beide zijden de zee te zien was. Dat maakte het wel bijzonder: een weggetje met aan twee kanten de eindeloze, uitgestrekte zee. Ik had dat nog niet eerder meegemaakt. Ook was ik nog niet eerder op een schip geweest. Nu, na al die jaren, realiseer ik me dat het een hele kleine boot moet zijn geweest. Zie het fotootje. We voeren lange tijd gelijk op met de veerboot naar Terschelling. Op die veerboot stonden auto’s. Ik was diep onder de indruk: auto’s op een schip!

 
Van Vlieland zelf herinner ik me slechts een paar dingen. Het pittoreske dorpje met z’n gezellige bomen en winkeltjes.Ook het eindeloze strand.
 
Ook herinner ik me dat er zegge en schrijve slechts één auto op Vlieland stond. Een hele oude Volkswagen kever. Met zo’n heel klein gesplitst ovaal achteruitje. Hij stond naast de snackbar, waar ik voor het eerst van mijn leven zelf een zak frites van mijn zakgeld kocht: het kostte een kwartje.