De Olympische Spelen (deel 2 van 2)

Over de Olympische Spelen blijf ik me verbazen. Hoe komt het dat sommige sporters met een aantal plakken naar huis gaan, voor één sport, bijvoorbeeld zwemmen en andere eindeloos voorrondes moeten spelen, roeien, of zeilen, met erg veel risico’s. Er kan in de tussentijd immers van alles mis gaan. Uiteindelijk leidt het tot één plak, soms helemaal aan het eind van de Spelen.
Of het kan nog anders: bij wielrennen, een teamsport, krijgt alleen de uitverkorene van het team de plak. Het team staat in dienst van deze uitverkorene. De rest is ‘knecht’. Men wint ook wel maar krijgt niets. Vandaar dat Marianne Vos de medaille aan het hele team opdroeg. Waarom werkt dit zo bij deze sport? Hoe zit dat? Hoe werkt dat?
Bij hockey bijvoorbeeld, of bij het roeien van de vrouwen acht, krijgt na een lange aanloop tenminste het hele team een medaille. Als het allemaal goed is gegaan.
En dan de dualiteit: winnen of verliezen. Wat een contrast. Dat is overigens niet zozeer een vraag, het is een constatering, het hoort erbij. Sommige van de turners, bijvoorbeeld, beginnen zoals bekend al als klein kind met turnen en komen na zeg vijftien jaar op de Olympische Spelen. Als ze dat al halen. En dan hebben ze vijftien jaar getraind en dan blijken daar talloze soortgenoten te zijn, de concurrentie en dan eindig je gewoon ergens in de middenmoot of als vierde. Dat is naar verluidt nog teleurstellender. Het verdriet, de teleurstelling, het spat er soms van af.
Maar als je wint, kroon op het werk! De blijdschap, de trots, ook die spat er van af!

De Olympische Spelen (deel 1 van 2)

Je wordt er toch wel door gegrepen, door de Olympische Spelen. Je kunt er ook niet echt omheen, want het is aan de orde van de dag. En het is spannend. Maar ik heb wel wat vragen.

Hoe komt het toch dat er sporters zijn, die bij wijze van spreken moeiteloos vijf keer achter elkaar wereldkampioen worden, in de een of andere sport, soms een paar weken voordat de Spelen gehouden worden en op de Olympische Spelen op z’n best brons pakken. Als ze er al aan te pas komen en niet roemloos ten onder gaan. Heel verdrietig, want ze waren immers de kanshebber, de favoriet.
Is het de mentale druk, die zo lastig te hanteren is? Omdat het de Olympische Spelen zijn, die ten slotte maar eens in de vier jaar worden gehouden? Of is het het zijn van de favoriet? Dat schept naast de prestatie die geleverd moet worden, nog een extra verwachting, die er bovenop komt. Ik vind het moeilijk te doorgronden.
Het moet wel een mentale kwestie zijn. Ook bij een WK of EK Voetbal zie je het terug: denk aan ons eigen Nederlands Elftal: twee jaar geleden finalist bij het WK Zuid-Afrika in 2010, nu zou je zeggen, een zilveren plak, niks mis mee en twee jaar later tijdens het EK bakken ze er werklijk niets van. Bijna hetzelfde team, dezelfde trainer, bijna dezelfde omstandigheden, maar het lukte niet.
Een gunstige uitzondering zijn misschien de hockeyvrouwen. Vier jaar geleden bij de Spelen in Beijing in 2008 goud, door een uiterst gecultiveerde mentale hardheid. Ik noem een voorbeeld: een achterstand tijdens een wedstrijd werd uit de gedachten verbannen. Het was er wel, maar ergens in het achterhoofd en het speelde daardoor tijdens het uitspelen van de wedstrijd, geen rol van betekenis. Als de achterstand zodoende niet in de weg zit, kun je als het ware ‘gewoon’ doorspelen en vanuit die mentaal neutrale positie toch je doelpunten scoren en winnen.
Laten we hopen dat deze mentale kracht vele Nederlandse sporters tijdens de Olympische Spelen van 2012 in Londen gegeven is.

Griekenland

Wat is het eerste dat bij je opkomt als je aan Griekenland denkt? De euro en/of de eurocrisis? Zo’n antwoord reken ik goed! Maar voor mijzelf is het antwoord in de eerste plaats: het zeilen in Griekenland. Ik ben net terug van een weekje zeilen in Griekenland met vrouw, kinderen en aanhang en vrienden, in totaal maar liefst twaalf mensen verdeeld over twee boten.

Talloze woorden komen in me op om deze ervaring te beschrijven: mooi, prachtig, gezellig, chaos, zon, baaien, haventjes, vriendelijk, goed gezelschap, rotzooi, veel wind, weinig wind, heerlijk, warm zeewater, enzovoort, enzovoort. Alles is van toepassing. Geen woord teveel.

Mooi zijn de baaien en de vergezichten, prachtig is het heldere blauwe en daar waar het ondieper is, turquoise water. Gezellige havens zijn er met daarin erg vriendelijke mensen. Goed gezelschap geldt voor mijn gezin, aangevuld nu met nieuwe aanhang en de vrinden met wie we al jaren in de vakanties optrekken. Dit keer vierden we ons tien-jarig jubileum. De rotzooi slaat op de rotzooi aan boord. Als je met acht mensen op een boot zit, hoe groot het jacht ook is, levert dat vanaf het eerst moment een enorme troep op. Handdoeken, kleren, spullen, tassen, enzovoort. Alles door elkaar. Gewoon negeren, dan valt het mee.

Wind is er volop: in de ochtend doorgaans windstil, rond het middaguur trekt de wind wat aan, om soms tegen het begin van de avond met een stijve bries (windkracht zes) te eindigen. Daarna wordt het doorgaans rustiger. Ik zeg doorgaans, omdat het in onze week een middag, avond en nacht heel erg hard gewaaid heeft. Uitschieters van zo’n 35 knopen wind, ofwel tegen windkracht negen aan! Geen oog dicht gedaan! Wel spannend.
Ook zijn we een nacht, terwijl we voor anker lagen, de twee boten aan elkaar, door de draaiende wind van de ankers ‘geslagen’. Klinkt wat zwaar, beter is om van ‘krabbende ankers’ te spreken, maar we waren nog maar een meter van de rotsen af! Opnieuw geankerd, middenin de nacht, aarde donker, prachtige sterrenhemel en… wachtlopen!
De laatste keer dat ik in Griekenland was, zo’n dertig jaar geleden, was het een soort ontwikkelingsland, met een groeipad naar EU-lidmaatschap. Nu heeft het zich ontwikkeld tot een bijna echt Europees land, met goed geplaveide straten, schone wc’s en natuurlijk hogere prijzen. Ik was onder de indruk.
Op de eilanden waar ik vertoefde en waar toerisme the name of the game is natuurlijk, was niets van een eurocrisis te merken. Alles leek verhuurd. Als gezegd, de mensen waren vriendelijk en gastvrij.
Enfin, ik ben blij met mijn bezoek aan het land. Ik realiseer me dat het in Athene mogelijk anders is, maar toch, ik heb genoten en ben tevreden!

Vakantiemijmeringen: strand, land en zee

Wat ik zo bijzonder aan het strand vind, is het feit dat je op de grens van land en water bent. Kijk je bijvoorbeeld naar een landkaart, of op een zeekaart, dan zie je water en land aan elkaar grenzen. Op het moment dat je aan zee bent, weet je dus precies waar je zit. Dat is anders niet zo. Je bent bijvoorbeeld ergens op het land, in een stad of op het platteland in de provincie. Zo precies zoals bij de scheiding tussen water en land, kun je niet zeggen waar je zit. Ja, tegenwoordig met een kaartplotter lukt dat heel aardig, dat moet ik erkennen.
Kun je me overigens volgen? Ik heb bij het strand altijd zo’n gevoel gehad van, hier gebeurt het! Dit is de plaats. Althans vanuit de kaart bekeken. Kun je daar iets mee? Niets! Gewoon een vaststelling. Grappig vind ik het wel. Ik weet niet of anderen dat ook vinden, maar wat geeft dat.
Een ander punt is dat ik, bijvoorbeeld zittend aan het strand van Mexico, mij realiseer dat, anders dan bij land, de zee waar ik naar kijk, uiteindelijk met de Noordzee verbonden is. Zonder enige onderbreking zou je over dit water waar  aan kunnen komen op het strand van Scheveningen. En dat terwijl we aan de andere kant van de wereld zitten.
Kun je hier iets mee? Ook niets! Ook gewoon leuk om vast te stellen.
Het zijn zomaar vakantiemijmeringen.

Stephen Covey 3, moeten versus kiezen

Weer eens een keer over het Covey gedachtengoed. We bespraken al eens over overtuigingen en of je daar iets aan kunt doen. Het antwoord was, als je overtuigingen waar zijn, kun je je de vraag stellen of ze in de weg zitten. en als ze inderdaad in de weg zitten, dan is het zinvol er iets aan te doen.

Nu wil ik het over pro-activiteit hebben. Pro-activiteit heeft met kiezen te maken. We hebben een keuze in het leven en dat onderscheidt ons van de dieren. En kiezen, dat doen we voortdurend.
Je zegt bijvoorbeeld tegen jezelf: ik moet nu gaan. Eigenlijk zeg je, ik kies ervoor om te gaan. Ik heb namelijk eerder al besloten dit of dat te gaan doen, ik koosdaarvoor en de consequentie is dan ook dat ik nu moet gaan. Bij het gebruik van moeten hebben we het dus eigenlijk over de consequentie van een eerder besluit.

Lees verder Stephen Covey 3, moeten versus kiezen

Eindexamenuitslag!

We kennen ze in vele varianten: examenuitslagen. Vooral die van het eindexamen. Doet er niet toe welke soort opleiding het is, vwo, havo,vmbo, het blijft een buitengewoon spannende aangelegenheid. Deze maand had ik ook zo’n eindexamenklantje: onze jongste dochter in geslaagd voor haar vwo!
De spanning is zó groot, dat je het je hele even niet meer vergeet. Wat je ook daarna gaat doen, er is geen examen meer dat een grotere impact op jou en je leven heeft, dan het eindexamen. De spanning, de uitslag, de vreugde, of voor sommigen het verdriet en de teleurstelling. En vooral voor de laatste categorie, het trauma dat je overhoudt aan het niet halen van je eindexamen. Iedereen feesten, het mag nu en jij moet een heel jaar ‘wachten’ op de herkansing. In de tussentijd gaan je vroegere vrienden en vriendinnen, klasgenoten, door met hun (nieuwe) leven. Jij gaat terug naar school. Wat ik al zei, het heeft een enorme impact.
Tegenwoordig bellen ze degenen die gezakt zijn. En, om vergissingen te voorkomen, nu ook geslaagden. En dat is maar goed ook. Want je ziet het mis gaan: ze bellen niet, je wacht, je denkt dat je geslaagd bent en gaat naar school om je cijferlijst op te halen. Blijkt, daar aangekomen, dat ze een vergissing hebben begaan, je bent om de een of andere reden niet gebeld. En je teleurstelling is nog groter, dus voegen ze je nog even toe: een vergissing is menselijk hè? Je vergeet het je hele leven niet meer!
Of ze laten iederéén naar school komen, zoals in mijn geval, destijds. We stonden eindeloos lang in de schoolkantine te wachten. Onze ouders, broers en zussen stonden buiten voor de school. De bedoeling was dat klasgenoten die gezakt waren of een her hadden, via de achteruitgang de school zouden verlaten. Dan zouden de gezakten en de aankomende feestgangers niet in elkaars vaarwater hoeven te komen! Daar was over nagedacht!
Na verloop van tijd verscheen de con-rector Bodewitz (eindelijk!) en die haalde er een iemand uit. Ik zie hem nog vertrekken. Albert heette hij. Hij was gezakt. Dat vonden we erg voor hem, tenslotte was hij een klasgenoot. Maar we wisten ook dat wij dus niet gezakt waren, misschien een her of misschien zelfs …. dat wat nog niet genoemd mocht worden!
De con-rector kwam na weer een lange tijd terug en noemde zes namen. Deze klasgenoten hadden een her. De conclusie was snel getrokken. Terwijl de zes begonnen te vertrekken, ook hen zie ik nog gaan, kon het niet anders dan dat de anderen dus waren geslaagd. De con-rector maakte inderdaad een gebaar met zijn hand, zo van, ja ik kan het nu ook niet langer tegenhouden en dus, ondanks dat degenen die een her hadden nog niet zoals de bedoeling was een veilig heenkomen hadden kunnen zoeken, steeg een luid gejuich op. We waren geslaagd! En we stormden naar buiten.
Na de felicitaties van onze families in ontvangst te hebben genomen, volgde meteen, dezelfde middag, de diploma-uitreiking en klaar waren we! Op naar de toekomst.
Heerlijk! Wat een feest. Het was 19 mei 1972.

De haringparty

Vind u dat nou ook? Dat er de laatste jaren zo veel haringparty’s zijn? Je hoorde daar nooit iets over en ineens zijn er talloze. Net als nieuwjaarsrecepties. Overigens is er niks mis mee, hoor. Het is iets nieuws. Vlaggetjesdag in Scheveningen kennen we natuurlijk allemaal en daarvan afgeleid zijn er buiten Scheveningen nu dus ook haringparty’s.
En daar gaat het er behoorlijk heftig aan toe: naast de verse haring, worden er eindeloze hoeveelheden korenwijn geschonken. De conventie schrijft voor dat de korenwijn ijs- en ijskoud moet zijn. Vergelijk het met de Jaegermeister.

Enkele dagen geleden had ik ook zo’n haringparty. In de jachthaven waar ik de boot heb liggen, in Woudsend, in Friesland. Vorig jaar werd dat voor het eerst georganiseerd en toen was het een doorslaand succes, buitengewoon gezellig. De avond eindigde met uitbundig gedans op leuke jaren ’60 en ’70 muziek en allerlei gezellige meezingers. Dus dit jaar werd dat herhaald. Ook nu weer een groot succes.

Op deze manier leer je de andere ligplaatshouders beter kennen. In z’n algemeenheid leef je in elke willekeurige jachthaven enigszins langs elkaar heen en ga je aan elkaar voorbij. Je komt met de auto aan, gooit de trossen los en vaart weg. En je vertrekt bijna meteen als je weer aan het eind van bijvoorbeeld het weekend terug in de haven bent. Dus los van een enkele groet, spreek je elkaar nauwelijks. Er wordt een enkele beleefdheid uitgewisseld, veel verder gaat het in de jachthavens niet. Er is ook nog eens verloop onder de ligplaatshouders, ze komen met hun boten en gaan. Dus er is niet zoveel gelegenheid om elkaar beter te leren kennen, om in elkaar te investeren.

Dat geldt overigens niet voor mijn haven, waar ik met de boot lig. Want in ons geval, hebben we door de jaren heen inmiddels een aantal andere ligplaatshouders best goed leren kennen, evenals de havenmeester en zijn vrouw.

 
De haringparty was dus heel gezellig. Wat ik al zei, je leert je collega-watersporters (nog) beter kennen. We spreken over dezelfde dingen, we spreken als het ware dezelfde ’taal’. Het is de taal van de botenbezitters, in dit geval allemaal zeilers. Je wisselt kennis uit, over de boten en over havens, ankerplaatsen, vakantiebestemmingen, spannende avonturen, het weer en de wind, enzovoort.
We hebben het natuurlijk ook over het EK. Dat was helemaal ‘hot’, dit keer. De volgende dag zou de eerste wedstrijd van het Nederlands Elftal zijn. En ook de euro crisis, daar worden toch ook wel enkele woorden aan gewijd. Maar het hoofdthema wordt toch echt gevormd door de stoere verhalen over het zeilen, de boten, waar we geweest zijn en waar we nog naar toe gaan. Dat is tenslotte wat ons bindt. En tussendoor een haring.
Van mij mogen ze blijven, die haringparty’s.

Het EK

Laat ik ook mijn duit in het zakje doen, als het om het EK gaat. Het is tenslotte een volstrekte hype. Zelf ben ik eigenlijk nog niet hersteld, bij wijze van spreken, van het WK van 2010 en de verloren finale tegen Spanje. Ik had eigenlijk liever gezien dat we vier jaar hadden gewacht en dan weer aan het WK zouden hebben meegedaan. Het WK winnen dat moet naar mijn idee de doelstelling zijn. Eindelijk eens een WK winnen!
Maar zo werkt het niet: Nederland kwalificeert zich netjes voor het EK en dan wordt er gewoon na twee jaar dus, gespeeld. En Nederland staat weer op z’n kop.
In de kranten, op tv, om je heen, zoals op de weg, zie je de oranjegekte op gang komen,  beginnend zo’n vier weken voor de eerste wedstrijd. Ik hoop dan altijd maar voor al die enthousiastelingen, dat we er niet meteen na de poule wedstrijden uit worden gegooid. Al dat werk van het versieren van de huizen de straten, de auto’s, de energie die in de praatprogramma’s tot uiting komt, het zou allemaal voor niets zijn.
Ik ben over het algemeen een optimist, al ik heb door de jaren heen ook teleurstellingen met het Nederlands elftal meegemaakt. Ik blijf optimistisch over ‘onze kansen’. De laatste acht of negen keer kwamen we erg ver in het toernooi, maar als je naar het afgelopen seizoen van de spelers kijkt, lijkt het mij dit keer wel lastig worden.
Andersom geldt overigens ook: een prima seizoen staat niet garant voor succes met het Nederlands Elftal. Neem nou Bergkamp, destijds. Fantastische speler, maar bij een WK of EK bakte hij er maar weinig van. Schoot altijd over of naast of helemaal niet. Behalve die ene keer dan, tegen Argentinië, tijdens de kwart finale in 1998. Wat was dat mooi!


In zijn plaats is nu Van Persie gekomen. Topscorer, speler van het jaar, maar bij Oranje zie je hem nog niet zo heel erg uit de verf komen. Hopelijk komt dat nog, te beginnen met dit toernooi.
Enfin, de gekte dus. Lopend door Scheveningen, zaterdagmiddag, zag ik ook hier sommige straten versierd, zie foto. Echt mooi is het overigens vaak niet: een rommeltje aan vlaggetjes van de huizen naar de een lantaarn paal en terug. Een rotzooitje. Dat geldt niet voor de foto: hier is veel creativiteit betracht!
En tomeloos enthousiast!

Garage Van Soest BV

Ik ben ooit bijna een garage begonnen. Dat zat zo:
Het zal 1976 geweest zijn. Ik studeerde rechten in Leiden. Ik deed dat niet onverdienstelijk. Ik woonde aan de Haagweg en reed een zogeheten Lelijke Eend. Een Deux Chevaux, een 2CV. De uitvoering van vóór 1970, voor de kenner: vóór de introductie van de 2CV4. Die uitvoering vond ik maar niks, het was net een echte auto, dat was nieuwlichterij.
Ik had de auto gekocht terwijl ik in dienst zat, in 1974, in Duitsland, daar lag ik met mijn eenheid, het 43ste Tankbataljon. En met die eend reed ik eens in de zoveel tijd heen en weer. Ik verdiepte me in de techniek van de auto en was in staat het ding geheel zelf te onderhouden. Doorsmeren, olie verversen, ontsteking afstellen, uitlaat vervangen, na eerst langdurig met gum gum (wie kent het niet!) de gaten te hebben gedicht, kleppen stellen, cilinders vervangen, tot de hele cilinderkop aan toe. Ook beheerste ik het vervangen van de schokdempers. Uiteindelijk heb ik zelfs een keer met een vriend de krukas vervangen. Die vriend had ik nodig omdat hij een momentsleutel had en ik niet. Ik had goed gereedschap en ook wel speciaal op de eend toegesneden, maar een momentsleutel gebruikte ik te weinig en vond ik te duur.
Om aan onderdelen te komen, kocht ik soms een complete eend bij de Eendspecialist in Leiden voor minder dan 100 gulden en bij de reparatie van bijvoorbeeld een cilinderkop had ik de kosten er al meteen weer uit.
Zo bezat ik op enig moment tegelijkertijd drie eenden, waarvan twee rijdend. De derde diende als opslagplaats voor onderdelen, gereedschap en ook als leverancier van onderdelen. Ook kon ik tussen de eenden switchen, al was het alleen al om zo’n ‘opslagplaats’ rijdend te krijgen. Daarnaast voerde ik reclame op de auto’s voor Bas Uitzendbureaus en dat leverde zo’n 25 gulden per maand op.
Op een goede dag was ik aan het sleutelen aan overkant van de straat op de parkeerplaats van de kerk (speciaal met de kerkvader zo geregeld), toen een grote Citroën (je weet wel, zo’n strijkijzer) met een man erin die bij mijn openliggende auto’s waar ik bezig was stopte en een praatje begon. Of ik er veel verstand van had, van dat sleutelen, of ik het leuk vond, hoe ik aan mijn onderdelen kwam, enzovoort. En met één voet op een van mijn spatborden leunend, zei hij vervolgens: “ik ken wel meer van die jongens zoals jij, als student gesjeesd en goed in het sleutelen aan auto’s en dan beginnen ze een garage. Iets voor jou?” en hij gaf mij zijn kaartje. Vroeg of ik hem wilde bellen.
Daar stond ik even van te kijken. Een garage beginnen! Geld verdienen, met auto’s, dat leek me wel wat. Ik had meteen al een naam voor de garage. Ik heb als achternaam De Soet, maar velen noemden me in Leiden Van Soest, dus dat werd Garage Van Soest BV. Fantastisch!
Maar ja, ik ben geen ondernemer, ik wilde afstuderen en dat ben ik toen maar gaan doen. Toen ik goed en wel was afgestudeerd (in 1978), heb de eenden verkocht en ben overgestapt op de Renault 4. Ik vond dat beter bij mijn afgestudeerde status passen. Ik heb sindsdien nooit meer aan een auto gesleuteld.

Ik ben gerold!

 

Het was Koninginnedag 2012. Een super druk straatje in Amsterdam met alleen maar in het oranje geklede mensen. Het was de enige mooie dag van het jaar. Het was zo warm dat mijn jas met daarin mijn portemonnee omgekeerd aan mijn middel hing. Ik wist dat de portemonnee nog in mijn jas zat, want ik voelde geregeld dat hij er nog was. Hij zwiepte de hele tijd tegen mijn knie aan. Het volgende moment was hij verdwenen! 

Ongetwijfeld heeft de eveneens in het oranje geklede dief een tijd met mij opgelopen en heeft hij dat ook na de diefstal gedaan, om vervolgens wat van mij af te zwenken, op te gaan in de oranje massa,  het contante geld eruit te halen en de rest, dat wil zeggen, de portemonnee met pasjes waar je die dag niets aan had, weg te gooien. Dat laatste bedacht ik me pas later, lang nadat ik alles wat er te blokkeren viel, had geblokkeerd.
Wat een toestand! Het eerste dat in mij opkwam, was inderdaad het blokkeren van de passen. Dat heb ik gedaan. Dat gaat echter niet zomaar, nee, je moet voor elke pas en credit card een ander nummer draaien. Dat had ik overigens ooit voorbereid, door dat soort telefoonnummers in mijn contacten op te slaan. Trots ga ik aan de slag. De eerste vraag die men stelt, nadat men beleefd zijn medeleven heeft betuigd – en daar zit ik niet op te wachten, ik wil immers blokkeren en wel zo snel mogelijk – is, wat het nummer van de kaart is. Dûh, de kaart is net gestolen. Oh ja, da’s waar ook.
Vervolgens blijkt achteraf dat sommige helpdesk medewerkers vergeten zijn mij te vragen of ik een nieuwe pas wil. Natuurlijk wil ik dat! Dat hoef je toch niet te vragen! Na een week kom ik erachter dat ze het vergeten hebben mij te vragen, dus gebeurt er niets.
Ook mijn rijbewijs is weg. Ligt ongetwijfeld ergens in de gracht. Aangifte doen. De dienst doende ambtenaar wijst mij erop dat ik zonder rijbewijs niet aan het verkeer mag deelnemen. Maar, zo breng ik daar tegen in, met een paspoort (=identiteitsbewijs) en een procesverbaal van vermissing (komt in de plaats van het rijbewijs), zou ik toch een heel eind moeten komen, zou ik – geheel theoretisch uiteraard – tegen een bon aanlopen. De dienst doende ambtenaar steekt er zijn hand niet voor in het vuur.
Bij het stadsdeelkantoor meld ik enthousiast dat ik het, gegeven de omstandigheden, met al deze papieren, die tezamen ongeveer een rijbewijs opleveren, toch wel erg goed voor elkaar heb. Maar ook hier valt een snedige opmerking dat ik niet geacht word aan het verkeer deel te nemen, mij ten deel. En ik moet nog een opslag op de kosten voor de diefstal betalen ook!
Enfin, veertien dagen later heb ik bijna de helft van alle spullen weer terug. Met uitzondering van het contante geld uiteraard en een tegoedbon van de Mediamarkt. Die ben ik natuurlijk ook kwijt!