In de rubriek ‘A Near Miss’ dit keer een geval waarbij ik in nachtelijk Beijing verdwaalde.
Gedurende maart 2011 was ik op vakantie in China. In mijn eentje, op bezoek bij een oude vriend die voor zijn werk al een paar jaar in Beijing woonde. Ik blogde er al eens over, in verband met mijn bezoek tijdens die vakantie aan China’s beroemde, voormalige hoofdstad Xian. Tegenwoordig is Xian een toeristische trekpleister vanwege het in de jaren zeventig ontdekte ‘terracotta leger’.
Het hele leven wordt inmiddels door het Corona-Virus beheerst. Tot zo’n twee weken geleden domineerde het virus het nieuws al volledig, maar het kwam vooral uit China (niks aan de hand) en even later uit Italië (komt wel al wat dichterbij). Tot de eerste besmetting ook in Nederland en zo’n beetje in alle landen in Europa en vervolgens in de rest van de wereld aankwam. Nu domineert het virus niet alleen het nieuws, het domineert ook ons leven. Bijna alles dat wordt georganiseerd wordt gecanceld, zoals de Hiswa, die midden in zijn korte week werd stopgezet. Nooit eerder vertoond. Er wordt vanuit huis gewerkt, waar dat kan, optredens gaan niet door, musea worden gesloten, treinen gemeden, enzovoort, enzovoort. Scholen zijn nog open en restaurants ook, maar het zou zo maar kunnen dat die ook dicht gaan. Kwestie van tijd.
Ruim twintig jaar geleden reden ze hier nog op de fiets. Nu is het een hele grote, overweldigende, bruisende, energieke miljoenenstad: Shanghai. Met grootste haven ter wereld. Onlangs bracht ik er een bezoek aan, zie mijn eerdere blog over de treinreis van Shanghai naar Beijing. Lees verder Bruisend Shanghai→
Terwijl ik dit schrijf zit ik in de ‘bullet’ trein, de hoge snelheidslijn, op weg van Shanghai naar Beijing. De afstand is ongeveer 1300 kilometer. De reis duurt vijf uur met twee stops.
Naast mij zit een jonge Chinees luid smakkend te eten. Dat is heel gewoon hier in China. Boeren, rochelen en spugen. Ze doen het allemaal, je hoort het overal om je heen. Het went niet. Lees verder Met de trein van Shanghai naar Beijing→
De vorige blog over China ging over mijn spannende tweedaagse bezoek aan de Chinese stad Xian.
De volgende morgen zou ik naar het Terracotta-leger gaan. Via het hotel was het me gelukt een Engelstalige tolk te organiseren. Hij leidde me rond in een van de opmerkelijkste vondsten en opgravingen van de vorige eeuw.
Op 29 maart 1974 stuitte een boer die een put aan het graven was, op een terracotta-soldaat. Er werd verder gegraven en met de opgravingen kwamen duizenden soldaten en paarden tevoorschijn. Een groot leger, dat de dode keizer in zijn onsterfelijkheid zou vergezellen. Geen enkel beeld is hetzelfde. Met de huidige technieken is het overigens nog niet verantwoord om zonder beschadiging het graf van de keizer met eventuele schatten op te graven. De kleuren van de beelden zijn tijdens de opgravingen door blootstelling aan de buitenlucht verloren gegaan. Er wordt gewerkt aan een oplossing om dit bij verdere opgravingen te voorkomen.
De geschiedenis is als volgt (bron: deels herschreven wikipedia – de foto’s zijn van mij):
Keizer Qin Shi Huangdi wist gedurende zijn relatief korte bewind, grote koninkrijken rondom een rivier in China te verenigen tot één rijk en wordt daarom gezien als de eerste keizer van China.
Bij de bouw van zijn mausoleum werden naar schatting zo’n 700.000 arbeiders ingezet, ruim twee keer zoveel als bij de Chinese Muur. Met de bouw werd reeds in het eerste jaar van Qin Shi Huangdi’s dynastie begonnen. Het is onderdeel van een ommuurd stuk land met talrijke gebouwen. Het mausoleum ligt als een paleis onder een grafheuvel, die nu 76 meter hoog is. Het graf moet toentertijd indrukwekkend zijn geweest. De grafheuvel, die oorspronkelijk 115 meter hoog was en begroeid met gras en bomen, werd omringd door tien tot twaalf meter dikke muren. Binnen deze muren stonden ooit tempels, zalen en bestuurlijke gebouwen. Het geheel besloeg meer dan tweeënhalve vierkante kilometer. Er zijn meer dan 400 putten met grafgeschenken opgegraven.
Het leger is geheel compleet, met alle rangen en standen, generaals , gewone soldaten en alles daar tussen in, boogschutters (geknield), paarden, vierspannen,enzovoort, enzovoort.
Wonderbaarlijk genoeg is de tombe waarin Qin moet liggen nooit geopend. Volgens een beschrijving van de Chinese historicus Sima Qian, uit de eerste eeuw voor Christus, was het ontwerp van het graf bedoeld als een ondergrondse weergave van het heelal. Volgens deze historische bron is de bodem vormgegeven als een kaart van het Chinese rijk. De Gele Rivier, Yangtsekiang en de oceaan zouden zijn nagebootst in kwikzilver.
Qin geloofde dat het graf zijn paleis voor de eeuwigheid was en dat het leven onder de grond een vervolg werd van zijn leven op de aarde. Rond zijn tombe bevinden zich grafkamers met giften, die ervoor moesten zorgen dat zijn ziel in het hiernamaals gevoed en beschermd werd. Van de kleine honderd grafkamers zijn er nog maar enkele geopend. Er liggen nog ontelbare schatten onder de grond.
Door de eeuwen heen is het Terracotta-leger geleidelijk aan bedekt met een drie meter dikke zandlaag. Zo heeft het leger 2200 jaar onder de grond gelegen. De tand des tijds heeft ernstige schade heeft toegebracht, in die zin dat door verrotting van de houten plafonds van de ondergrondse gangen, het zand op de beelden is gevallen, waardoor ze zijn gebroken. Deels zijn ze weer in elkaar gezet.
De wapens die gevonden werden zijn nog steeds scherp. Dit komt waarschijnlijk door de oppervlaktebehandeling die de Chinezen hadden geperfectioneerd in hun tijd. De pijlpunten waren ook nog dodelijk op een andere manier. De punten werden gemaakt van een hoog percentage lood, als je niet dood ging door de pijl zelf dan werd je wel vergiftigd door het lood.
Tot slot is vermeldenswaardig dat aan het eind van de bouw van het graf de mensen die mee hadden geholpen levend in het ondergrondse paleis werden begraven, zodat geen van de geheimen zich konden openbaren.
Zoals ik al zei, werd ik rondgeleid in een van de opmerkelijkste vondsten en opgravingen van de vorige eeuw.
In 2011 ben ik voor de tweede keer in Beijing op bezoek geweest, bij een goede vriend van mij, Jacques. Ik had dat in 2008 ook al gedaan. Bij die gelegenheid was ik getuige van de bedrevenheid in de stad in verband met de aankomende Olympische Spelen, die dat jaar in augustus in Beijing gehouden zouden worden. Hier volgt de beschrijving van een bizar avontuur in een Chinees restaurant.
Jacques stelde voor dat ik dit keer tijdens mijn bezoek, dat ongeveer een week zou duren, ook naar de stad Xian zou gaan om daar het zogeheten Terracotta Army te bezichtigen. Dat heb ik gedaan. Met het vliegtuig erheen, vanuit Beijing. Dat is een uur of vier vliegen. Dan ben je midden in China. In Xian (spreek uit: shi-jaan), wordt geen Engels gesproken. In Beijing ook nauwelijks, maar omdat het een internationale stad is, net als Shanghai, kun je daar wel je weg vinden. In Xian helemaal niet. Nergens iets Engels te bekennen, alleen Chinese tekens.
Na aankomst naar het hotel. Ik gaf de taxichauffeur daartoe een kaartje met daarop de Chinese tekst van de naam van het hotel. Hotel Continental of zo. ’s Middags dacht ik te voet een ommetje te gaan maken. De buurt een beetje verkennen. Niet wetend of het een betrouwbaar deel van de stad was, ging ik op pad. Onderweg keek ik steeds naar oriëntatie punten, want straatbordjes lezen was voor mij geen optie. Gebouwen, bijzonderheden, een brommerwinkel, enzovoort. Zo liep ik m’n ommetje. De buurt bleek volkomen betrouwbaar. Niemand lette op mij, terwijl ik toch een echte Westerse verschijning was. Buitengewoon spannend.
‘sAvonds wilde ik met de taxi naar de Moslim wijk. Die was me aangeraden, vanwege de markt, de smalle winkelstraatjes en de bedrijvigheid daaromheen. Dat bleek niet gelogen. Vele, vele kraampjes, afgewisseld met restaurants, klein en groot. Er werd op straat gekookt. Na verloop van tijd overwon ik mijn zorg over mijn maaltijd en liep zo maar een restaurant binnen. English menu stond er veelbelovend bij de deur. Het was een soort fast food hel verlichte ruimte, maar dat gold voor alle restaurants. Gelukkig hadden ze plaatjes op het menu, want het Engels hielp niet echt. Ik begreep daar niets van. Ik wees iets aan en vroeg om Coca Cola. Dat begrepen ze. Een universeel begrip.
Terwijl ik op mijn bestelling zat te wachten, bood een een drietal Chinezen aan het tafeltje naast mij, mij met veel handgebaren en lichaamstaal hun etensresten aan. Moet je voorstellen, je zit in McDonalds en je buurtafeltje bied je de restanten van hun Big Mac aan. Ik nam het aan en begon voorzichtig met stokjes er wat van te eten, bezorgd om hun blijk van gastvrijheid en vriendelijkheid vooral niet af te wijzen.
Ik at er weinig van, want het stuitte me tegelijkertijd ook tegen de borst. Gelukkig kwam mijn eigen bestelling er snel aan, zodat de buren begrepen dat die voor mij prioriteit kreeg. Althans ik vond dat ze dat moesten begrijpen.
Of ben ik nou in de maling genomen en hebben ze zich rot gelachen?
In een volgende blog ga ik in op het bezoek aan het Terracotta-leger.