In mijn laatste blog (gisteren) had ik het over mijn diensttijd (1973 -1974) in het leger (even technisch: het was bij de Cavalerie waar we met Leopard 1 tanks reden) en de mogelijke komst van de Sovjets, of de Russen, dat deed er niet zoveel toe. Ze werden verzocht, vrij naar Paul van Vliet (zie vorige blog), niet in het weekend aan te vallen, want dan waren we er niet om enige tegenstand van betekenis te bieden…..
Behalve het gevaar dat uit het oosten kwam, zag ik ook de enorme bureaucratie die in het leger hoogtij vierde. Een tweede gevaar.
Neem de zogeheten groene bon. De groene bon kwam in de plaats voor iets dat gerepareerd moest worden. Als dat het geval was, bijvoorbeeld een auto of een tank, dan werd het onderdeel opgestuurd of weggebracht vergezeld van allerlei bonnen met doordrukjes van verschillende kleuren. Sommige bonnen gingen mee met het onderdeel maar de belangrijkste was de groene bon. Die bleef achter op de plaats van het desbetreffende onderdeel. Dat iets stuk was, gaf helemaal niets, zolang die groene bon er maar was, die toonde immers aan dat het onderdeel in reparatie was. En zo klopte alles weer.
Ik had als pelotonscommandant vijf tanks, waarvan er meestal twee of drie geheel of gedeeltelijk kapot waren. Soms was de hele tank voor reparatie ingeleverd. Een groene bon verving de tank. Dus zeiden wij tegen elkaar, dat als de Russen zouden komen, wij hun de groene bonnen zouden tonen en dan piepten ze wel anders.
Of alles op dit gebied in orde was, werd van tijd tot tijd gecontroleerd. Dat was de zogeheten mio inspectie. Toen ik in dienst kwam zei men mij dat je zo’n inspectie beter niet kon meemaken, omdat de mio inspectie erger was dan oorlog. Want wee degene die zijn bonnen niet op orde had. Ik heb zo’n inspectie inderdaad een keer meegemaakt. Gelukkig bleek alles te kloppen. Oorlog daarentegen heb ik niet meegemaakt. Of het moet in het weekend geweest zijn, toen we allemaal naar huis waren…..