In de zomer 2013 viel mijn oog op een terugkerend artikel uit De Volkskrant. Er werden aan verschillende mensen steeds dezelfde zes vragen gesteld. Ik nam mij voor die vragen ook eens beantwoorden. Steeds één per blog.
Hier volgt de vierde Volkskrant vraag.
Vraag 4: Wie zou de baas van de wereld moeten zijn?
Wat een woord, baas! In dit verband zou ik eerder van ‘leider’ willen spreken.
Een aantal voor de hand liggende namen zou ik hier kunnen noemen, variërend van beroemde leiders (Mandela), al of niet presidenten of premiers (Franklin Roosevelt, Winston Churchill), of ‘gewone’ mensen zoals Gandhi, zuster Theresa, enzovoort. Deze mensen komen onmiddellijk bij mij op. Of het Pakistaanse meisje, dat door de Taliban op haar veertiende door het hoofd werd geschoten en het overleefde, Malala?
Vaak zie je echter dat als een leider eenmaal aan de macht is, hij net als alle andere (minder sterke) leiders, in het web van de politiek verward raakt. Politiek is compromissen sluiten. Het blijkt erg moeilijk om dringende zaken voor elkaar te krijgen. President Obama is daar een recent voorbeeld van. Hij is denk ik een fantastische leider, maar, zoals ik al eens eerder blogde, ongelukkigerwijs verward geraakt in de totale democratische onmacht die de VS thans kenmerkt. Hij is niet in staat dat te doorbreken en je kunt het hem ook niet kwalijk nemen.
Een incident, of een oorlog, levert daarentegen soms wel het excuus op om zaken blijvend te veranderen en te verbeteren. Er is dus een van buiten komende oorzaak nodig, om iets tot stand te brengen. Zoiets creëert momentum. Daar zijn in de geschiedenis mooie voorbeelden van. Een van de bekendste is de aanval van de Japanners op Pearl Harbour in 1941. Voor die tijd zag president Roosevelt zich gebonden aan een sterk isolationistische houding binnen het Amerikaanse congres, na de aanval was de weg ineens vrij voor een volle deelname aan de Tweede Wereldoorlog.
Mandela’s leiderschap was voor zijn presidentschap al ruimschoots gevestigd. Zijn leiderschap vestigde hij aanvankelijk als leider van het ANC en als (aankomend) verzetsheld. Na zijn gevangenneming begin jaren zestig, onderging zijn leiderschap mythische groei. Er werd decennia lang niets meer van hem vernomen. Na zijn vrijlating namen deze mythische vormen vervolgens verder toe, mede gevoed door alle verhalen over zijn krachtig leiderschap binnen de gevangenis en de indruk die hij op bijvoorbeeld zijn blanke bewakers maakte. Hij bleek terecht als een bijzonder leider al die jaren te hebben voortgeleefd.
Als president was ook hij echter onderworpen aan de politieke haalbaarheid van veranderingen binnen zijn land. Er was wel sprake van een aantal bijzondere krachtige stellingnames jegens zijn voormalige opponenten. De Grote Verzoening is zo’n voorbeeld. En de wijze waarop hij door middel van het nationale football team, verbinding bewerkstelligde.
Het punt dat ik echter wil maken is dat, zoals Stephen Covey al zei, iedereen een baas is (om dat woord te gebruiken). Iedereen is leider van zichzelf, je bent je eigen leider. De titel van zijn boek, De Zeven Eigenschappen Van Effectief Leiderschap, geeft dat al aan: Covey doelt daar op leiderschap in ruime zin: leiding geven aan je omgeving, je bedrijf én aan jezelf.
Met andere woorden, het antwoord is dat ik mij beperk tot leiderschap van of aan mezelf. Als iedereen dat zou doen, komt het met de wereld wel goed.