In de categorie Mijn werkzame Leven gaat de loopbaan verder. Eerdere blogs over mijn loopbaan gingen over mijn tijd bij Billiton, de MBA business school IMD in Lausanne en daarvoor over weegschalen fabrikant Van Berkel. Nu is het tijd voor mijn laatste periode bij Shell. Dit is deel 2.
In deel 1 beschreef ik dat mijn overstap van Billiton naar Shell beleefde als een vergissing. Dat had verschillende redenen. Een tweetal legde ik in de vorige blog al uit: teveel Economische Bureaus, waarvan ik er één leidde en mijn netwerk bij Shell dochter Billiton was in één klap waardeloos. Ik moest opnieuw beginnen. Hier volgen andere redenen van de vergissing.
Onprettig
Zo werd ik andermaal door schoolverlaters van de universiteit omringd. Jong en eager waren ze. Economen, die elkaar de loef afstaken en niet voor elkaar onder wilden doen. Prima, niks mis mee. Bij Billiton had ik met veel plezier tussen deze mensen vertoefd. Ik zat weliswaar dit keer een treetje hoger, als afdelingshoofd, maar hier bij Shell Nederland ik vond de sfeer ronduit onprettig. Men gaf de indruk hard te werken, deed z’n best erg druk te zijn, maar inhoudelijk stelde het niet heel erg veel voor. De goeden overigens niet te na gesproken. Bij Billiton had het meer om het lijf.
Grote bek
We werkten onder andere voor de handel in olie en olieproducten. De handel vond plaats op de zogeheten ‘trading floor’ ergens bovenin de toren aan het Hofplein. Uiterst onsympathieke mensen vond ik deze collega’s. Grote bekken, nogal overtuigd van zichzelf, alleen gebaseerd op miljoenen ’trades’ die ze van tijd tot tijd deden. Soms zonder succes. Dat berekenden mijn mensen. Op de raffinaderij waren de collega’s een stuk sympathieker. Daar zaten ook universiteitsverlaters, maar men mengde beter met de ‘gewone mensen’. Net als bij Billiton. Ik ging graag naar de raffinaderij. Ik voelde me daar veel meer thuis.
Clones
Op het Hofplein deed op enig moment een notitie de ronde, waarin stond dat Shell en in het bijzonder de vestiging aan het Hofplein in Rotterdam, vooral bevolkt werd met clones. De notitie haalde de landelijke dagbladen. Men schreef dat Shell en Philips trouwens ook, voornamelijk uit dezelfde, hoogopgeleide academici van Nederlandse universiteiten bestond en uit veel ex-corpsleden. Allemaal ‘blauwe blazers’, stond er geschreven. Ik was zelf ook corpslid geweest (dat overigens wel even wat anders was dan de stuitende puinhoop bij (bijna) alle studentenverenigingen van nu, maar dat terzijde). Ook daar is niets mis mee, zolang ze niet de overhand krijgen. En dat was hier duidelijk het geval. Tegenwoordig noem je zoiets het gezonde streven naar diversiteit en zelfs inclusie. Daar ontbrak het volledig aan. Hoger management wilde er niet van horen. Men deed het geschrevene af als onzin.
Dubbeltje
Op de raffinaderij keerde men ieder dubbeltje om. Er was nergens geld voor. Alles was versleten, bureaus, koffiemachines, de vloertapijten, enzovoort. Men besteedde veel uit, zoals het printen. Dat sloeg door: als je een kopietje van iets wilde hebben, werd je verzoek naar een pintshop in Rotteerdam gestuurd en enkele dagen later belandde het op je bureau. Dat werkte natuurijk niet. Een hoorde bij een echte lean and mean fabriek. Er werd op de kleintjes gelet.
Op het Hofplein daarentegen, werd voor ruim veertig miljoen een facelift aan het gebouw doorgevoerd. Typisch hoofdkantoor gedrag. Ik stoorde mij er mateloos aan.
Kantoorpolitiek
Elkaar een loer draaiende schoolverlaters is tot daaraan toe, hetzelfde gebeurde binnen het niveau waar ik toe behoorde, de afdelingshoofden. Kantoorpolitieke handigheid is een vaardigheid die je in een organisatie als Shell en dus ook aan het Hofplein moest bezitten. Vaardig in ‘office politics’. Ik bezat zulke vaardigheden meen ik in voldoende mate en had binnen Shell-dochter Billiton dat ook laten zien, maar hier bij Shell Nederland had ik er geen zin in.
Kopjes thee
Kwam ik voor een bespreking bij mijn hoogste baas binnenwandelen, de finance manager van Supply Oil, zat daar een collega hoofd Economisch Bureau van een aanpalende werkmaatschappij! Op het puntje van zijn stoel met een kopje thee in zijn hand. Zoete broodjes te bakken. Wat hij daar deed had weinig met de business te maken. Daar ging ik immers over. Hij kon de afkeuring waarschijnlijk van mijn gezicht aflezen, de hielenlikker. En mijn baas ook.
Kopjes koffie of thee drinken op het juiste moment met de juiste mensen, ik deed het gewoon niet. Je zou dan ook kunnen zeggen dat ik mijzelf volledig op het verkeerde been zette.
Dus werd één ding langzamerhand natuurlijk zeker, mijn gedrag deed mijn carrière geen goed. Merkwaardigerwijs vond ik dat niet erg. Ik had al besloten te vertrekken en ook dat viel van mijn gezicht af te lezen.
Geduld
Mijn zwager, in die tijd een generaal in het Nederlandse leger, hoorde mijn beklag over het bureaucratisch gehalte van Shell aan. Hij luisterde en concludeerde dat ik nog veel moest leren. ‘Geduld,’ zei hij, ‘dat is het belangrijkste.’
Dat was het laatste duwtje dat ik nodig had. Geduld was geen vaardigheid die ik bezat. Dus ik ging vertrekken! Ik zette mijn zoektocht buiten het bedrijf voort en nu met gezwinde spoed.
De volgende blog in deze reeks gaat nog niet over mijn volgende carrièrestap, maar over een inhoudelijk en succesvol project bij Shell Nederland. Want er werd natuurlijk ondanks alles gewoon gewerkt.